ECLI:NL:GHAMS:2019:539
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van recidivegevaar en voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 23 januari 2019. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank die de voorlopige hechtenis heeft bevolen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.E.M.C. Koudijs, gehoord.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er voldoende ernstige bezwaren zijn om de voorlopige hechtenis te handhaven. De raadsman heeft betoogd dat de recidivegrond niet expliciet in de beschikking van de rechtbank is opgenomen, maar het hof is van oordeel dat deze grond wel degelijk aan het bevel van gevangenhouding ten grondslag ligt. Het hof wijst erop dat de rechtbank heeft overwogen dat er geen plan van aanpak is om het recidiverisico te beperken, wat de afwijzing van het schorsingsverzoek rechtvaardigt.
Daarnaast heeft het hof ook vluchtgevaar geconstateerd, aangezien de verdachte slechts over een postadres beschikt en er gegronde redenen zijn om te vrezen dat hij niet voor justitie vindbaar zal zijn. De verdachte heeft geen concrete verblijfplaats opgegeven, wat de zorgen over zijn beschikbaarheid voor de rechtsgang vergroot. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen, en de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd.