ECLI:NL:GHAMS:2019:538
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van recidivegevaar en verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2019, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.M.R. Slaghekke, een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis gedaan.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte gehoord. Het hof is van oordeel dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die zich op grote schaal schuldig zou hebben gemaakt aan lucratieve vermogensdelicten. De verklaringen van de verdachte en de door de verdediging overgelegde stukken zijn volgens het hof onvoldoende om de ernstige bezwaren te weerleggen.
Het hof concludeert dat er een gerechtvaardigde vrees bestaat dat de verdachte bij invrijheidsstelling opnieuw een misdrijf zal begaan waarvoor een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld. Het hof ziet geen mogelijkheid om het recidivegevaar te beperken door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Daarom wijst het hof zowel het beroep tegen de beschikking als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.