ECLI:NL:GHAMS:2019:537

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
13/701011-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen gevangenhouding van verdachte in verband met vluchtgevaar en recidive

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2019, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. R.S.E. Bruinen, een mondeling schorsingsverzoek gedaan. Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bekeken.

Het hof heeft geconcludeerd dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, gebaseerd op herkenning door verbalisanten en een getuige. De stelling van de raadsvrouw dat de verdachte niet de bestuurder van de betrokken Mercedes is geweest, kon niet voldoende worden getoetst omdat de verdachte niet aanwezig was bij de behandeling. Het hof heeft ook het vluchtgevaar in overweging genomen, gezien het feit dat de verdachte een Brits burger is met een adres in het Verenigd Koninkrijk. De naderende Brexit maakt het onduidelijk of de verdachte nog traceerbaar zal zijn voor de Nederlandse justitie. Daarnaast is de recidivegrond onverkort aanwezig. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de termijn van de gevangenhouding te beperken of de voorlopige hechtenis te schorsen.

De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

13/701011-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in [locatie],
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2019, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. R.S.E. Bruinen.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust, met uitzondering van de onderzoeksgrond. Deze grond komt dan ook te vervallen.
Ondanks de door de raadsvrouw in het geding gebrachte foto’s acht het hof vooralsnog ernstige bezwaren aanwezig voor alle op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten. Het hof baseert zich hierbij op de herkenning door de verbalisanten en een getuige en heeft hier tevens bij betrokken dat het hof de stelling van de raadsvrouw dat de verdachte niet de bestuurder van de Mercedes is geweest onvoldoende heeft kunnen toetsen omdat de verdachte zelf niet aanwezig was bij de behandeling in raadkamer.
Het hof ziet aanleiding de grond vluchtgevaar mede aan het bevel voorlopige hechtenis ten grondslag te leggen. Niet alleen lijkt de verdachte rond te reizen, maar hij is voorts Brits burger en heeft een adres in het Verenigd Koninkrijk. Gelet op de naderende Brexit is onduidelijk of de verdachte voor de Nederlandse justitie nog traceerbaar of beschikbaar zal zijn bij een vertrek naar het Verenigd Koninkrijk.
Het hof acht ook de recidivegrond nog onverkort aanwezig.
In hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om de termijn van het bevel gevangenhouding te beperken.
Gelet op de gronden waarop de voorlopige hechtenis berust, acht het hof geen termen aanwezig om de voorlopige hechtenis van de verdachte te schorsen.
13/701011-19

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 februari 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en B. van der Werf, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 februari 2019,
de advocaat-generaal