ECLI:NL:GHAMS:2019:5177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-003031-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vermindering van ontnemingsmaatregel in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de veroordeelde, die in een eerdere uitspraak van het hof op 11 oktober 2017 was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 177.266,52 aan de Staat. Dit bedrag was het resultaat van een ontnemingsmaatregel die op 12 februari 2019 onherroepelijk was geworden. De verzoeker heeft op 3 juli 2019 een verzoek ingediend om het resterende bedrag van de ontnemingsmaatregel te matigen. Na het in mindering brengen van de in beslag genomen goederen resteerde er een bedrag van € 166.164,65.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 7 augustus 2019 in raadkamer, zijn de verzoeker, zijn advocaat mr. F.P. Slewe, en de advocaat-generaal mr. J.B. Develing gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De raadsman van de verzoeker stelde dat het hof de ontnemingsmaatregel te hoog had vastgesteld, omdat de waarde van de inbeslaggenomen hennep niet in mindering was gebracht op de betalingsverplichting. Het hof heeft echter geoordeeld dat de feiten en omstandigheden die de verzoeker aanvoert, reeds bekend waren bij de ontnemingsrechter en dat deze niet van voldoende gewicht zijn om tot een lagere vaststelling van het bedrag te komen.

Het hof heeft het verzoek tot vermindering van de betalingsverplichting afgewezen, omdat het verzoek niet kan leiden tot een andere uitkomst dan eerder is vastgesteld. De beslissing is genomen door de rechters A.M. van Amsterdam, J.D.L. Nuis en J.W.H.G. Loyson, en is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001712-15
Rekestnummer: 000815-19
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
BESCHIKKING
gegeven op het verzoekschrift op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend namens de veroordeelde:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1978,
adres: [adres],
hierna te noemen: de verzoeker.

Procesgang

Bij arrest van dit hof van 11 oktober 2017 is aan de verzoeker de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 177.266,52.
Deze ontnemingsmaatregel is op 12 februari 2019 onherroepelijk geworden.
Namens de verzoeker is bij een op 3 juli 2019 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift verzocht om het resterende ingevolge de ontnemingsmaatregel te betalen bedrag van € 177.266,52 te matigen.
Op grond van het verzoekschrift stelt het hof vast dat nadat de goederen van de veroordeelde waarop conservatoir beslag was gelegd in mindering zijn gebracht op de oorspronkelijk ontnemingsmaatregel van € 177.266,52 een bedrag resteert van € 166.164,65.
Het verzoekschrift is door het hof in raadkamer op 7 augustus 2019 in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord de verzoeker, zijn advocaat, mr. F.P. Slewe, en de advocaat-generaal mr. J.B. Develing.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Beoordeling

De raadsman van de verzoeker stelt in het verzoekschrift dat het hof de ontnemingsmaatregel op een hoger bedrag heeft vastgesteld dan de som van het werkelijk voordeel, nu het hof heeft nagelaten de aanschafwaarde van de inbeslaggenomen en vernietigde hennep van € 7.058,56 en € 74.474,00 in mindering te brengen op de betalingsverplichting aan de Staat ter ontneming van het wedderrechtelijk verkregen voordeel. De inbeslaggenomen hennep moet immers als reeds ontnomen worden beschouwd. Hij heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van dit hof van 21 november 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:4285).
Het hof merkt het namens de verzoeker ingediende verzoek aan als een op grond van artikel 577b, derde lid Sv ingediend verzoek.
Artikel 577b, derde lid, Sv biedt de (ontnemings)rechter de mogelijkheid tot vermindering of kwijtschelding van het ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld bedrag, wanneer blijkt dat een hoger bedrag is vastgesteld dan de som van het werkelijke voordeel. In dat geval kan een rechter een beschikking geven strekkende tot vermindering of teruggave, tenminste gelijk aan het verschil.
Wil een verzoek gebaseerd op dit artikel kunnen leiden tot vermindering of kwijtschelding van het in de ontnemingsuitspraak vastgestelde bedrag van de betalingsverplichting, dan dient het verzoek te berusten op feiten en omstandigheden die niet reeds aan de ontnemingsrechter bekend waren en die van voldoende gewicht zijn om aan te nemen dat hij het in die uitspraak vastgestelde bedrag daadwerkelijk op een lager bedrag zou hebben bepaald indien hij bij het onderzoek ter terechtzitting hiermee bekend zou zijn geweest (Hoge Raad 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:970). In de onderhavige zaak betreft het echter feiten en omstandigheden die de ontnemingsrechter bekend waren. Dit staat ook niet ter discussie en volgt onder meer uit het feit dat het hof de waarde van de aangetroffen hennep heeft meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof oordeelt dan ook dat het onderhavige verzoek niet tot vermindering kan leiden en wijst het verzoek af.

Beslissing

Het hof:
Wijst het verzoek van de veroordeelde tot vermindering van de aan verzoeker opgelegde betalingsverplichting af.
Dit beschikking is gegeven door mr. A.M. van Amsterdam, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof in raadkamer van 21 augustus 2019.
mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.