ECLI:NL:GHAMS:2019:5175

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-000800-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Wet Milieubeheer door het afvoeren van huisraad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, heeft bij zijn verhuizing naar een andere woning afgedankte huisraad uit een raam van zijn woning op de derde etage gegooid. Dit gebeurde op 12 juni 2018 te Amsterdam, op de Pijnackerstraat, en leidde tot de tenlastelegging dat hij afvalstoffen op een wijze heeft geplaatst die hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu kon veroorzaken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 25 februari 2019, waarin hij was veroordeeld tot een geldboete van € 380, subsidiair zeven dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 augustus 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De verdediging stelde dat er geen sprake was van hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, maar het hof oordeelde dat het gooien van huisraad vanaf de derde verdieping, vooral gezien de locatie bij de ingang van een supermarkt, wel degelijk hinder kon veroorzaken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, maar heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn spijt over het gedrag. Het hof heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, omdat een geldboete de verdachte onevenredig zou benadelen in zijn toekomstplannen. Het arrest is uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000800-19
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-221174-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 augustus 2019.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 12 juni 2018 te Amsterdam, op/aan Pijnackerstraat, zijnde een locatie gelegen buiten een daarvoor door het college van burgemeester en wethouders bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer, (een) afvalstof(fen), stof(en) en/of voorwerp(en), te weten huisraad en/of metalen delen en/of hout op of in de bodem heeft gebracht, gestort, gehouden, achtergelaten of anderszins geplaatst, op een wijze die aanleiding kon geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemd afval vanaf de derde verdieping naar beneden gegooid, waardoor voornoemd afval voor de ingang van de supermarkt [winkel] terecht kwam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft – zakelijk weergegeven – zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat geen sprake is geweest van nadelige beïnvloeding van het milieu noch van hinder in de zin van artikel 16, eerste lid van de Afvalstoffenverordening Amsterdam 2009. Uit het proces-verbaal volgt ook niet dat de verbalisanten een nadelige beïnvloeding van het milieu hebben vastgesteld dan wel hinder voor personen hebben waargenomen.
Niet ter discussie staat dat de verdachte uit zijn woning van drie hoog spullen op straat heeft gegooid en dat dit gebeurde op een moment dat de [winkel], die zich op de begane grond onder de woning bevond, nog geopend was en dat er nog klanten deze winkel in- en uitliepen.
Naar het oordeel van het hof
kanhet op deze wijze, van deze hoogte en op dit tijdstip naar beneden gooien van spullen (naar het hof begrijpt: afgedankte huisraad) hinder veroorzaken voor personen. Dat de door de verdachte getroffen maatregelen voldoende waren om hinder te voorkomen, zoals de verdediging stelt, volgt het hof niet. Daarbij weegt het hof in het bijzonder mee dat de spullen op een plek op straat werden gegooid waar zich de ingang naar een supermarkt bevond en dat uit het proces-verbaal en de bijgevoegde foto’s blijkt dat het om veel losse – waaronder ook grotere – spullen ging die over een groot deel van de straat verspreid lagen en daar dus kennelijk terecht hebben kunnen komen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 12 juni 2018 te Amsterdam, op/aan Pijnackerstraat, zijnde een locatie gelegen buiten een daarvoor door het college van burgemeester en wethouders bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer, afval, te weten huisraad en metalen delen en hout op de bodem heeft gebracht, gestort, of anderszins geplaatst, op een wijze die aanleiding kon geven tot hinder, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar voornoemd afval vanaf de derde verdieping naar beneden gegooid, waardoor voornoemd afval voor de ingang van de supermarkt [winkel] terecht kwam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.23 lid 1 van de Wet Milieubeheer.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en/of maatregel

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 380, subsidiair zeven dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 380, subsidiair zeven dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren.
De verdediging heeft verzocht om – in geval van een bewezenverklaring – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en vergelijkbare zaken de geldboete te beperken tot € 100.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn verhuizing naar een andere woning en kennelijk uit gemakzucht dan wel uit balorigheid afgedankte huisraad uit een raam van zijn woning op de derde etage op straat gegooid. Hoewel hij heeft gemeend dit in alle redelijkheid te kunnen doen, heeft hij over het hoofd gezien dat dit door buurtbewoners als buitengewoon asociaal gedrag wordt ervaren en tot hinder en zelfs (ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen) tot gevaar kan leiden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte echter het verwerpelijke van zijn gedrag onderkend en meermalen spijt betuigt.
Hoewel het opleggen van een geldboete in de rede ligt, heeft het hof oog voor de door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Door een dergelijke strafoplegging zou de verdachte onevenredig benadeeld worden bij de verwezenlijking van zijn toekomstplannen. Om die reden ziet het hof aanleiding gelet op de persoonlijkheid van de verdachte geen straf of maatregel op te leggen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking onder CJIB nummer [nummer].
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 augustus 2019.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. S.W.H. Bootsma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]