ECLI:NL:GHAMS:2019:5174

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-002401-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake professioneel vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1987, had professioneel vuurwerk voorhanden zonder te voldoen aan de wettelijke eisen voor veilig gebruik. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een zitting op 7 augustus 2019. De verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het vuurwerk professioneel was en dat hij dit had ontvangen van een onbekende man. Hij had het vuurwerk in zijn auto gelegd en was vergeten dat hij het had. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het opzet van de verdachte op het voorhanden hebben van het vuurwerk bewezen was. De verdachte was eerder niet in aanraking gekomen met justitie en had persoonlijke omstandigheden die het hof in overweging nam bij het bepalen van de straf. De economische politierechter had eerder een taakstraf opgelegd, maar het hof besloot, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, een geldboete van € 2.000,00 op te leggen in plaats van de taakstraf. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter ten aanzien van de opgelegde straf en bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002401-18
Datum uitspraak: 21 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 81-139778-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof het in hoger beroep gevoerde verweer zal bespreken.

Bespreking in hoger beroep gevoerd verweer

De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en dat hij om die reden dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte wist niet dat het om professioneel vuurwerk ging. Hij heeft het vuurwerk rond de jaarwisseling gekregen van een man op het Mercatorplein in Amsterdam. Hij heeft het vuurwerk in zijn auto gelegd en is vergeten dat hij dit nog had. Als de verdachte had geweten dat het om professioneel vuurwerk ging had hij dit nooit in zijn auto gelegd die hij vervolgens heeft uitgeleend aan familie. Hij zou hen immers nooit in gevaar willen brengen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde is vereist dat het opzet van de verdachte moet zijn gericht op de tenlastegelegde gedraging. Niet is vereist dat het opzet gericht moet zijn op het verboden karakter van de gedraging. Het hof acht het opzet van de verdachte op het voorhanden hebben bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking de wijze van verkrijging door de verdachte van het vuurwerk, de verklaring van de verdachte dat hij zelf het vuurwerk in zijn auto heeft gelegd en het feit dat op de foto’s van het in de auto van de verdachte aangetroffen vuurwerk Chinese etiketten zijn te zien waaruit duidelijk de aard van de inhoud blijkt. Het hof acht het dan ook niet aannemelijk dat de verdachte niet wist dat de doos professioneel vuurwerk bevatte.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren alsmede de maatregel tot onttrekking aan het verkeer van de in belaggenomen niet teruggeven voorwerpen (vuurwerk).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde taakstraf als door de economische politierechter opgelegd.
De verdediging heeft verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en bij voorkeur een geldboete op te leggen in plaats van een taakstraf. De verdachte werkt overdag in de patisseriezaken van de familie en ’s avonds werkt hij als taxichauffeur. Hij heeft hierdoor geen tijd om een eventuele taakstraf uit te voeren en een taakstraf heeft mogelijk negatieve gevolgen voor een verklaring omtrent gedrag die hij in het kader van zijn taxivergunning nodig heeft. De verdachte is bovendien niet eerder in aanraking geweest met justitie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft professioneel vuurwerk voorhanden gehad, terwijl hij niet heeft voldaan aan de wettelijke eisen die worden gesteld met het oog op de veiligheid en het veilig gebruik van vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. Hij heeft hiermee een voor mensen en goederen zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De overheid tracht middels milieu- en veiligheidsvoorschriften de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te beperken. Door aldus te handelen heeft de verdachte onverantwoorde risico's genomen en de gezondheid van mensen in gevaar gebracht.
Hoewel het hof in beginsel de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf passend acht, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om hiervan af te wijken en een – substantiële – geldboete op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 9 januari 2018 onder parketnummer 81-139778-17.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. J.D.L. Nuis en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 augustus 2019.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. S.W.H. Bootsma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]