ECLI:NL:GHAMS:2019:516
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verschuldigde verdragsbijdrage op grond van de Zorgverzekeringswet en de gevolgen voor de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de verschuldigde verdragsbijdrage op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de gevolgen daarvan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag opgelegd, waarbij hij was aangemerkt als verdragsgerechtigde en derhalve een bijdrage verschuldigd was. Belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van deze aanstelling en de hoogte van de bijdrage, en stelde dat deze bijdrage als voorheffing op de IB/PVV moest worden aangemerkt.
Het Hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de inspecteur en de belastingrechter niet bevoegd zijn om de rechtmatigheid van het besluit om belanghebbende als verdragsgerechtigde aan te merken te toetsen. Deze toets is voorbehouden aan het College zorgverzekeringen en de bestuursrechter. Het Hof bevestigt dat de door belanghebbende verschuldigde verdragsbijdrage niet kan worden aangemerkt als ingehouden premie die als voorheffing kan worden verrekend met de op de aanslag verschuldigde IB/PVV. Het Hof concludeert dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.