ECLI:NL:GHAMS:2019:512
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en recidivegevaar in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2019, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in het Verenigd Koninkrijk en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring Alphen aan den Rijn. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin hoger beroep werd ingesteld door de verdachte. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan. Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de gronden voor voorlopige hechtenis, met uitzondering van de onderzoeksgrond, blijven staan. Het hof heeft ernstige bezwaren geconstateerd op basis van getuigenverklaringen en de herkenning door verbalisanten. De raadsvrouw's argument dat de verdachte niet de bestuurder van de betrokken auto was, kon niet worden getoetst omdat de verdachte niet aanwezig was. Het hof heeft ook vluchtgevaar vastgesteld, gezien de Britse nationaliteit van de verdachte en de onduidelijkheid over zijn traceerbaarheid na de Brexit. De recidivegrond is eveneens onverkort aanwezig. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de termijn van de gevangenhouding te beperken of de voorlopige hechtenis te schorsen. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de beschikking afgewezen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.