ECLI:NL:GHAMS:2019:5063
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging op basis van artikel 197 Sr
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, was beschuldigd van het verblijf in Nederland als vreemdeling, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij ongewenst was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging beoordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, onder verwijzing naar de onduidelijkheid over de reikwijdte van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht en het aanzienlijke tijdsverloop sinds het tenlastegelegde. Het hof heeft vastgesteld dat de beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie essentieel is voor de beoordeling van de zaak. Gezien de geringe ernst van het misdrijf en het feit dat het openbaar ministerie zelf van mening was dat voortzetting van de vervolging niet opportuun was, heeft het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.