ECLI:NL:GHAMS:2019:482
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsongeschiktheidsverzekering en de uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Achmea Schadeverzekeringen N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een arbeidsongeschiktheidsverzekering die Achmea had afgesloten met de geïntimeerde, een dierenarts. De geïntimeerde had zich arbeidsongeschikt gemeld vanwege pijn- en gewrichtsklachten. Achmea heeft de uitkering stopgezet, omdat zij van mening was dat er geen medisch objectiveerbare stoornissen waren die in relatie stonden tot ziekte. De rechtbank had echter geoordeeld dat Achmea de uitkering ten onrechte had stopgezet en had de verzekeraar veroordeeld tot betaling van uitkeringen en herstel van de verzekering.
In hoger beroep heeft Achmea de grieven ingediend, waarbij zij betoogde dat de rechtbank de uitleg van de polisvoorwaarden onjuist had geïnterpreteerd. Het hof heeft de grieven van Achmea gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat de geïntimeerde niet voldeed aan de vereisten voor arbeidsongeschiktheid zoals omschreven in de polis, omdat er geen medisch objectiveerbare stoornissen waren vastgesteld die in relatie stonden tot ziekte. De geïntimeerde had geen recht op de uitkering en de beëindiging van de verzekering was terecht. Het hof heeft de geïntimeerde in de kosten van het geding veroordeeld.