ECLI:NL:GHAMS:2019:4819

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
8 februari 2020
Zaaknummer
23-002759-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met nepvuurwapen in Amsterdam met bedreiging van winkelmedewerkers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van afpersing en bedreiging met geweld. De feiten dateren van 13 juni 2016, toen de verdachte samen met een mededader een gewapende overval pleegde op een schoenenwinkel in Amsterdam. De verdachte bedreigde de winkelmedewerkers met een (nep)vuurwapen en dwong hen tot afgifte van geld, in totaal ongeveer 3000 euro. Tijdens de overval werden ook medewerkers van een andere winkel bedreigd. Het hof heeft de bewijsvoering van de raadsman verworpen en vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken, maar het hof kwam tot een andere conclusie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de immateriële en materiële schade die zij hebben geleden door de overval. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurige psychische gevolgen kunnen ondervinden van de gewelddadige ervaring.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002759-17
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-650656-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1989,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2018, 19 maart 2018 en 11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 3000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben getoond en/of - dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) ten overstaan van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben doorgeladen (althans de slede naar achter hee/ft/hebben getrokken) en/of
- dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen de rug van die [benadeelde 1] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben gezegd: "lopen, loop naar achter, jij ook meekomen" en/of "doe niets, dan doe ik ook niets" en/of "maak de kluis open "en/of "gooi het geld erin",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2016 te Amsterdam [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] (medewerker(s) van de [winkel 2] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] getoond en/of
- dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) (vervolgens) op die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] gericht en/of
- tegen die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] gezegd: "waar is de uitgang" en/of "waar kan ik eruit",
althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Het hof verwerpt de door de raadsman in hoger beroep gevoerde bewijsverweren nu deze worden weerlegd door de inhoud van de in dit arrest opgenomen bewijsmiddelen.
Daaruit blijkt in het bijzonder dat de man in de lift de verdachte is, mede omdat niet behoeft te worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten, terwijl uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang kan worden afgeleid dat de man in de lift ook de man is geweest die de tenlastegelegde overval in de [winkel 1] en de bedreiging van medewerkers van de [winkel 2] heeft (mede)gepleegd.
Dat een bemonstering van de dreadlockpruik ook in verband te brengen is met een derde persoon, maakt voorts niet dat aan de resultaten van het DNA-onderzoek geen bewijskracht kan worden ontleend ten aanzien van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 juni 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 3000 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte opzettelijk dreigend
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft getoond en
- dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) ten overstaan van die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft doorgeladen en
- dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen de rug van die [benadeelde 1] heeft gedrukt en gedrukt gehouden en
- tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gezegd: "lopen, loop naar achter, jij ook meekomen" en "doe niets, dan doe ik ook niets" en "maak de kluis open" en "gooi het geld erin";
2.
hij op 13 juni 2016 te Amsterdam [benadeelde 3] en [benadeelde 4] (medewerkers van de [winkel 2] ) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde 3] en [benadeelde 4] gericht en
- tegen die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] gezegd: "waar is de uitgang" en "waar kan ik eruit".
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de, hieronder weergegeven, bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Een proces-verbaal van aangifte met bijlage met nummer PL1300-2016128077-5 van 13 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s C001 tot en met C007].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 juni 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde 2]:
Ik was vandaag 13 juni 2016 aan het werk in de [winkel 1] in Amsterdam. Twee mannen
waren binnen gekomen en vroegen om mijn hulp. Ik zei dat we gesloten waren. [benadeelde 1] (het hof begrijpt: [benadeelde 1] ) kwam aangelopen om te zeggen dat zij naar buiten moesten. Ik zag dat [benadeelde 1] in
het rek keek. Ik zag dat op het moment dat [benadeelde 1] keek een van die mannen (het hof begrijpt: NN1 zoals later aangeduid) een pistool pakte en dit richtte op [benadeelde 1] . [naam 1] is naar buiten gerend om hulp te halen. Ik zag dat die andere jongen (NN2) achter [naam 1] aan rende om haar te stoppen. Ik hoorde dat de man met het pistool (het hof begrijpt: NN1) zei tegen hem:
“Ren achter haar aan.” Ik zag dat hij dat ook deed. Ik hoorde dat de man (het hof begrijpt: NN1) tegen mij zei: “kom jij ook mee.” Wij liepen naar achter. Hij (het hof begrijpt hier en hierna: NN1) zei: “Maak de kluis open en zet alles erin, in de zak.”
Hij maakte zijn zak open en [benadeelde 1] moest alles erin zetten. Toen wij klaar waren vroeg hij:
“Waar is de nooduitgang?” [benadeelde 1] wees hem waar het was.
Ik zag dat hij het vuurwapen uit zijn grijze schoudertas haalde. Hij laadde het vuurwapen. Ik
zag dat hij het wapen naar achter trok (noot verbalisant: Ik zie dat de aangever een beweging maakt waarbij de slede van een vuurwapen naar achteren wordt getrokken om het vuurwapen te laden). Ik hoorde zo’n klik of twee klikjes, het klonk heel echt.
Ik zag dat hij het pistool op de rechterzij van [benadeelde 1] had gericht. NN1 zei tegen [benadeelde 1] : “Loop
naar achter.” Ik zag dat NN1 het pistool nog steeds in de zij van [benadeelde 1] had. Ik hoorde NN1
zeggen op het moment dat hij langs mij liep: “Jij ook meekomen.” Ik zag dat hij ook naar mij
keek. Ik was heel erg bang en liep daarom mee. Ik hoorde hem zeggen: “Maak de kluis open.
Schiet op!” Ik zag dat NN1 een plastic tas bij zich had.
NN1 had een Surinaams uiterlijk, lang rasta haar tot bijna zijn middel, een zwarte jas en een zwarte broek en droeg een Eastpack schoudertas over zijn linkerschouder.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2016128077-1 van 13 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s C009 tot en met C012].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 juni 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde 1] :
Ik wil aangifte doen van een overval met behulp van een vuurwapen op de [winkel 1] in
Amsterdam op 13 juni 2016. Rond 17:55 uur kwamen twee personen de winkel inlopen. Ik
sprak de mannen aan en zei dat de winkel gesloten was. Ik zag dat NN1 naar een paar
schoenen wees. Ik pakte toen de schoenen uit de wand die NN1 (het hof begrijpt dat NN1 dezelfde persoon is als NN2 in de verklaring van [benadeelde 2] , en andersom) aanwees. Op het moment dat
ik de schoenen pakte voelde ik een hard voorwerp in mijn rug drukken. Ik voelde dat het
voorwerp in mijn rug bleef duwen. Ik hoorde dat NN2 tegen mij zei: “lopen lopen.” Mijn
gevoel zei dat ik naar de kluis moest lopen. Ik hoorde NN2 zeggen: “Blijf rustig, lopen naar
de kluis. Doe niets, dan doe ik ook niets.” We liepen door het magazijn naar de
personeelsruimte. Daar bevindt zich ook de kluis. Ik ben naar de kluis gelopen en heb de kluis
opengemaakt met de sleutel. Ik zag dat NN2 een plastic tas met opdruk bij zich had. Ik hoorde dat NN2 tegen mij zei: “Gooi het geld erin. gooi het
geld erin.” Ik heb vervolgens eerst de muntrollen in de plastictas gedaan. Het briefgeld zat in
een envelop in de kluis. Ik heb de envelop gepakt en deze ook in de plastictas gedaan In de
kluis hebben wij ook nog een kartonnen doosje met daarin donaties uit de donatie box die
bij ons bij de kassa staat. Ik heb het kartonnen doosje ook in de plastictas gedaan.
Ik denk dat het bedrag dat NN1 en NN2 hebben meegenomen ongeveer 3000 euro is.
NN2 had een negroide huidskleur, lange dreadlocks tot over de schouders, een zwarte jas en hij droeg een heuptas over zijn linkerschouder.
3. Een proces-verbaal uitkijken camerabeelden [winkel 1] met nummer 2016128077 van 6 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s E001 tot en met E010].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op de camerabeelden zijn twee overvallers te zien, NN1 en NN2. NN1 draagt een zwarte muts, zwarte jas met capuchon en zwarte broek. NN2 draagt een groene jas met capuchon en een blauwe broek. Onder de capuchon van NN2 is een op een rasta gelijkende muts te zien. NN1 opent een schoudertasje welke hij aan de linkerzijde van zijn lichaam, ter hoogte van zijn heup, heeft hangen. NN1 haalt een voorwerp uit het tasje en vervolgens is in zijn hand een zilverkleurig voorwerp te zien. In de linkerhand van NN1 is een donkerkleurig voorwerp te zien welke in de richting van de 2e medewerker is gericht. De vorm van het voorwerp en de wijze hoe NN1 dit voorwerp vasthoudt betreft het hier een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Vervolgens wijst de linkerarm van NN1 ook in de richting van de 2e medewerker voor hem. Twee medewerkers in het blauw gekleed lopen door de winkel met NN1 daartussen. Te zien is dat de twee medewerkers hun handen in de lucht hebben.
4. Een proces-verbaal uitkijken camerabeelden [bedrijf] 100% met nummer 2016128077 van 24 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s E021 tot en met E037].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Tijdens de overval heeft een medewerker alarm kunnen slaan door via de voordeur van de schoenenwinkel naar buiten te rennen. In een poging haar tegen te houden is NN2 achter haar aan gerend. Hierbij is NN2 na de overval via de voordeur weggelopen. NN1 is middels de nooddeur in een noodgang terechtgekomen en via de [winkel 2] ontkomen.
Naar aanleiding van de opgegeven signalementen van de verdachten door de aangevers en getuige ben ik de camerabeelden gaan uitkijken. Op de camerabeelden zie ik twee personen die met het signalement van de verdachten overeen komen.
NN1, negroïde man, zwarte pet met klepje, zwarte jas, zwarte broek en grijs schoudertasje met zwart hengsel.
NN2, negroïde man, groene jas met capuchon, blauwe spijkerbroek.
De bekeken beelden zijn van 13 juni 2016 16.00 uur tot 18.30 uur.
Ik zie dat NN1 en NN2 langs 100% Zuidoost lopen in de richting van de [bedrijf] . Ik zie dat beide verdachten naar de [winkel 1] lopen. Ik zie dat beide verdachten om 17.57.37 uur de [winkel 1] binnenlopen. Ik zie dat de medewerkster van [winkel 1] om 18.08.54 zich omdraait en hard richting de uitgang rent. Ik zie dat de medewerkster van [winkel 1] richting de [bedrijf] rent. Ik zie dat vlak daarna NN2 vanuit de winkel volgt en in de deuropening staat.
Ik zie, achter in de [winkel 1] , een medewerker van de [winkel 1] met zijn handen omhoog naar rechts lopen. Ik zie NN1 achter de medewerker van de [winkel 1] lopen. Hierna zie ik nog een medewerker van de [winkel 1] met zijn handen omhoog achter NN1 aanlopen. Ik zei om 18.09.10 NN2 omdraaien en weglopen. Ik zie dat NN2 om 19.09.20 uur recht in de camera kijkt.
5. Een proces-verbaal identificatie [medeverdachte] met nummer 2016128077 van 4 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s F031 tot en met F033].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Aanleiding
Op maandag 13 juni 2016 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden op een filiaal van ` [winkel 1]
’ schoenen, gevestigd [adres 2] te Amsterdam. In opdracht van de officier van justitie
van het parket Amsterdam is vervolgens een opsporingsonderzoek gestart onder de naam [naam 2] .
Camerabeelden
Ingevolge artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering zijn de camerabeelden van de overval
opgevraagd. Op de camerabeelden is te zien dat twee overvallers de ‘ [winkel 1] ’ binnenlopen. Er
zijn screenshots gedeeld van de overvallers middels een interne aandachtsvestiging. Hierop werd
door politieambtenaren één van de overvallers herkend als zijnde:
[medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1990.
6. Een proces-verbaal identificatie [medeverdachte] met bijlagen met nummer 2016128077-18 van 21 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6] [doorgenummerde pagina’s F007 tot en met F012].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 21 juni 2016 zag ik een aandachtvestiging van Overvallenteam 02, waarin
afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven:
Overval op schoenenwinkel [winkel 1] , [adres 2] te Amsterdam
BVH: 2016128077
Zaaksnaam: [naam 2]
Op maandag 13 juni 2016 omstreeks 17:55 uur heeft er een gewapende overval
plaatsgevonden op de schoenenwinkel [winkel 1] op het [adres 2] . Deze overval werd
gepleegd door tenminste twee daders waarvan één dader het aanwezige personeel met een
vuurwapen heeft bedreigd.
Op donderdag 16 juni 2016 is reeds een spoed-aandachtvestiging verstuurd met
betrekking tot de overval. Eerder is bekend gemaakt dat de overval gepleegd is door
twee daders. Van één van de daders is een foto getoond en werd gevraagd om een
herkenning. Uit het nader onderzoek is een foto van de tweede dader verkregen.
Het overvallenteam is met spoed op zoek naar de identiteit van deze dader. Kent of
herkent u deze dader? Neem direct contact met ons op.
De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedag 2] 1990
Geboorteplaats : [geboorteplaats 2] in Nederlandse Antillen
Geslacht : Man
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde persoon ambtshalve.
Ik, verbalisant, herken [medeverdachte] aan zijn gezicht en profiel, namelijk zijn oogopslag,
opvallende neus, mond, kin en gezichtsplooien.
Ik, verbalisant, ben tijdens mijn dagelijkse werkzaamheden [medeverdachte] weleens
tegengekomen. Tevens ben ik, verbalisant, als informatiespecialist [medeverdachte] geregeld
tegengekomen op diverse briefings.
Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeeldingen zag. Over zijn identiteit
was mij door anderen geen informatie verstrekt.
(Het hof begrijpt dat NN2 (NN1 in de verklaring van getuige [benadeelde 1] ) is herkend als [medeverdachte] gezien het signalement van NN2 en de foto’s op blz. 10 en 11 en omdat eerder een foto van de gewapende dader, NN1 (NN2 in de verklaring van getuige [benadeelde 1] ), is getoond, dossier F003 en F004).
7. Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen met nummer PL1300-2016128077-16 van 17 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s C020 tot en met C031].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 juni 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde 3]:
Op maandag 13 juni 2016 was ik vanaf 12.00 uur aan het werk bij de [winkel 2] , op het
[adres 3] te Amsterdam. Ik werk daar als verkoopmedewerker.
Omstreeks 18.05 uur ben ik samen met mijn collega [benadeelde 4] (het hof begrijpt: [benadeelde 4] ) naar de kantine gelopen.
Omstreeks 18.10 uur hoorde ik ineens een harde klap. Ik dacht in eerste instantie dat er een stelling was omgevallen. Ik ben vervolgens naar het einde van het magazijn gelopen en keek met mijn hoofd om de deur de winkel in. Ik zag dat er niets was omgevallen. Ik hoorde dat mijn collega [benadeelde 4] zei dat ze stemmen in de noodgang hoorde. Ik hoorde de stemmen toen ook. [benadeelde 4]
zei dat het alarm af ging. Toen hoorde ik het ook. Toen deed ik de nooddeur open. De nooddeur stond nog op een kier en toen kwam er ineens een man binnenstormen.
Hij duwde mij en [benadeelde 4] aan de kant. [benadeelde 4] ging er met volle kracht tegenin. Ik denk ik ongeveer één seconde later ook. We probeerden hem uit het magazijn te duwen. Hij zette een paar stappen terug. En toen richtte hij ineens zijn wapen op ons. Ik zag dat hij het wapen niet met gestrekte arm richtte maar dat hij zijn elleboog gebogen had. Ik zag dat hij het wapen in één hand vast hield. Zover
ik het mij herinner was het zijn linkerhand. Ik hoorde de man herhaaldelijk zeggen: “Waar is de uitgang?” “Waar kan ik eruit?”
Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Man
- Obama huidskleur (niet donker, niet licht maar tussenin)
- Lange dreads (naar mijn idee niet goed onderhouden, niet schoon, zagen er klonterig
uit)
- Nylonachtige muts donkerblauw/zwart van kleur.
Ik zag dat de man de winkel uit rechtdoor liep. Ik zag dat hij richting de
Hoogoorddreef liep. Ik zag dat hij onder het bruggetje doorliep. Hij liep richting de
garage.
8. Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen met nummer PL1300-2016128077-15 van 17 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s C032 tot en met C035].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 juni 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[benadeelde 4]:
“Op maandag 13 juni 2016 was ik vanaf 12.00 uur aan het werk bij de [winkel 2] , op het
[adres 3] te Amsterdam. Ik werk daar als verkoopster. Omstreeks 18.10 uur was ik samen met mijn collega, [benadeelde 3] , in het magazijn van de [winkel 2] om onze tassen te pakken. Op dat moment hadden wij de winkel gesloten en wilden wij naar huis gaan.
Toen wij in het magazijn stonden, hoorden wij geschreeuw en gebonk vanuit de gang aangrenzend aan het magazijn. Ik kan dat omschrijven als een soort van binnenplaats of noodgang voor winkels van het [adres 2] . De gang is alleen toegankelijk vanuit winkels.
We hoorden ook een alarm afgaan vanuit de gang. [benadeelde 3] heeft de deur van het magazijn
van de [winkel 2] opengedaan om te kijken wat er aan de hand was. Op het moment dat [benadeelde 3] deze deur openmaakte, kwam er gelijk een man vanuit de gang naar binnengestormd. Ik kan deze man als volgt omschrijven:
- man
- negroïde huidskleur
- ik herinner mij nog dat hij dreadlocks had.
Op het moment dat de man binnen kwam stormen hoorde ik hem zeggen: “Waar is de
uitgang?”. Door zijn drukke en springerige houding leek hij heel gestrest. [benadeelde 3] en
ik wilden de man uit het magazijn van de [winkel 2] werken. Dat was een reactie van
ons uit instinct, achteraf was dit niet zo slim van ons want wie weet wat er had
kunnen gebeuren.
[benadeelde 3] en ik pakten de man vast bij zijn armen en borst om hem terug te duwen naar de
noodgang. Ik zag dat de man vervolgens een pistool tevoorschijn haalde. Ik zag dat
hij het pistool boven zijn hoofd vasthield en afwisselend op mij en [benadeelde 3] richtte. Ik
kan het mij niet helemaal meer herinneren maar volgens mij vroeg hij weer om de
uitgang. Ik dacht dat hij voor onze kluis kwam, dus ik riep nog dat wij niks hadden.
[benadeelde 3] is vervolgens met de man door de winkel gelopen naar de uitgang. [benadeelde 3] heeft de
uitgang voor de man opengemaakt. Vervolgens is de man naar buiten gelopen.
Vraag verbalisant: Voelde jij je bedreigd toen het pistool op je werd gericht door de
man?
Antwoord: Ja, heel kort ging er door mij heen dat dit fout kon gaan aflopen.
9. Een proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeelden [winkel 2] met nummer 2016128077 van 22 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Ik herken op de beelden (het hof begrijpt: op de beelden van het magazijn van de [winkel 2] , die op enig moment van zwart-wit in kleur veranderen) een man, die voordat hij de [winkel 2] binnenkwam, een overval had gepleegd op de winkel [winkel 1] . Ik zal de overvaller NN1 noemen. NN1 draagt een zwarte of donkerkleurige muts met daaraan vast een cap die hij naar voren draagt. Hij houdt een pistool vast in zijn linkerhand, houdt in zijn rechterhand een plastic tas van de ‘ [winkel 3] ’ vast, draagt een zwarte of donkerkleurige jas, een zwarte broek en zwarte sneakers met witte zool en een wit vlak op de hiel. Ik zie dat NN1 het pistool voor zich houdt in zijn linkerhand en daarmee op de man richt. Ik zie dat NN1 een grijskleurige schoudertas draagt met daarop een merk dat lijkt op Eastpack. De man heeft lange dreadlocks tot aan zijn onderrug. Ik zie dat NN1 het pistool richt op de vrouw. Ik zie dat NN1 de winkel inloopt en daarna rustig de straat op loopt.
10. Een proces-verbaal bevindingen omtrent looproute NN1/ [verdachte] met nummer 2016128077 van 7 december 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s K088 tot en met K102].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Camerabeelden
Op maandag 13 juni 2016 vond er een overval plaats op de schoenenwinkel ' [winkel 1] ' gevestigd
op het [adres 2] te Amsterdam-Zuidoost. Ingevolge artikel 126nd van het Wetboek van
Strafvordering werden meerdere camerabeelden gevorderd rondom het plaats delict. Van deze
camerabeelden zijn meerdere processen-verbaal opgemaakt. In deze processen-verbaal werden de
twee overvallers NN1 en NN2 genoemd. Inmiddels is de verdachte [verdachte] aangemerkt
als verdachte NN1. Als verdachte NN2 werd [medeverdachte] aangemerkt.
De volgende processen-verbaal met betrekking tot de camerabeelden zijn opgemaakt:
1. [bedrijf] [adres 2] , documentcode: 6823304
2. [winkel 1] , documentcode: 6808476
3. [winkel 2] , documentcode: 6807892
4. CCTR (cameratoezicht), documentcode: 6824635
5. Hoogoord (flat), documentcode 6808476
(1) [bedrijf]
Op de camerabeelden van de [bedrijf] werden NN1 en NN2 voor het eerst waargenomen, op het
tijdstip 17:50:19 uur. Op het tijdstip 17:57:36 uur lopen zij de [winkel 1] binnen.
(2/3) [winkel 1] en [winkel 2]
De camerabeelden van de [winkel 1] en de [winkel 2] worden zonder datum- en tijdsaanduiding
weergegeven. Uit het onderzoek en de vorenstaande camerabeelden blijkt dat NN1 en NN2
ongeveer 10 minuten in de [winkel 1] hebben rondgelopen alvorens zij de overval pleegden. Op dat
moment rende een medewerkster van de [winkel 1] naar buiten om hulp te halen. Op de beelden is
te zien dat NN2 achter de medewerkster aan rende.
NN1 heeft vervolgens de overval zelf voortgezet. Hij nam het personeel, onder bedreiging van een
vuurwapen, mee naar de kluis. NN1 deed het geld uit de kluis in een plastic [winkel 3] -tas en het
vuurwapen in zijn grijze nektasje van het merk Eastpack. NN1 vluchtte vervolgens via een deur in de
[winkel 1] naar een gezamenlijke winkeldistributiegang. Via deze gang belandde hij in de [winkel 2] Via de hoofd in-/uitgang van de [winkel 2] liep hij het [adres 2] op.
(4) CCTR
Op de camerabeelden van het [adres 2] is te zien dat NN1 vanuit de richting van de [winkel 2] ,
in de richting van de Flat Hoogoord loopt. Het tijdstip van dit moment is 18:10:55 uur Aangezien op de camerabeelden van de [bedrijf] is te zien dat NN2 om 18:09:02 uur de [winkel 1]
uitliep, is het zeer aannemelijk dat deze tijdstippen overeenkomen met de werkelijke tijd.
(5) Hoogoord
Op de camerabeelden van de Flat Hoogoord, portiek B (ongeveer in het midden van de flat), is te
zien dat NN1 zich na de overval ophield om te ontkomen aan de politie. Het eerste tijdstip dat NN1
wordt waargenomen op de camerabeelden is 18:03:34 uur. Zeer waarschijnlijk komt deze tijd niet
overeen met de werkelijke tijd. Naar de tijdsaanduiding zal nader onderzoek worden gedaan.
Pruik en Muts
Op dinsdag 14 februari 2016, de dag na de overval, zag [getuige] dat twee jongens in de bosschage
voor de ingang van de flat Hoogoord aan het zoeken waren. Hij vond dit gedrag verdacht en stapte
naar de politie. De politie heeft zich vervolgens direct naar de bosschage begeven maar trof daar de
jongens niet meer aan. De politie trof in de bosschage een muts en een pruik aan, deze lagen boven
op elkaar. De muts en pruik werden in beslag genomen. Middels een speurhond werd de bosschage
nog afgezocht, maar er werden geen andere goederen aangetroffen.
Op de onderstaande foto's is de ingang van de flat Hoogoord en de bosschage te zien. Op de linker
foto staan twee politievoertuigen nabij de vindplaats van de pruik en muts. Op de rechter foto is de
ingang portiek B van de flat Hoogoord te zien. Aan de overkant van het fietspad bevindt zich een
parkeergarage.
De rastapruik en de muts tonen grote gelijkenissen met wat NN1 bij de overval op de [winkel 1]
droeg. Gezien het vorenstaande werden de goederen in beslag genomen ten behoeve van het
onderzoek.
Het vermoeden bestaat dat NN1 de rastapruik (op de linker foto) met daaroverheen de zwarte muts
met cap (op de rechter foto) droeg tijdens de overval. Tevens bestaat het vermoeden dat deze
combinatie door NN1 werd gedragen als vermomming, en na de overval in de bosschage tegenover de flat Hoogoord werd achtergelaten.
Tevens werd [medeverdachte] op 13 september 2016 gehoord als verdachte, zijnde NN2, van de
overval op de [winkel 1] . Hij verklaarde dat hij de overval had gepleegd. De bovenstaande foto's
van de pruik en muts werden ook aan hem getoond. [medeverdachte] verklaarde daar onder meer het
volgende over:
Dat hij zijn mededader niet kende.
Dat hij zelf ook precies dezelfde rastapruik droeg als op de linker foto.
Dat zijn mededader rasta’s had. Hij weet niet of zijn mededader ook zo'n pruik droeg.
Dat hij de zwarte muts (op de rechter foto) herkent van zijn mededader.
Dat hij zeker weet dat de rastapruik, die werd gevonden in de bosschage bij de flat Hoogoord,
niet van hem is. Dat weet hij zeker omdat hij zelf zijn rastamuts na de overval in een
prullenbak gooide op een hele andere plek.
NN1 in de flat Hoogoord
Dankzij de tip van [getuige] over de pruik en muts kwam het onderzoeksteam bij de link naar de flat
Hoogoord. Ingevolge artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering werden de camerabeelden
gevorderd van de flat.
Op de camerabeelden is dus te zien dat NN1 om 18:03:34 uur de flat inloopt. Op dat moment heeft
hij zich kennelijk ontdaan van zijn jas, rastapruik, zwarte muts met cap, plastic [winkel 3] tas en grijze
Eastpack nektasje.
NN1loopt dan vervolgens direct door naar de lift.
De man in de lift heeft zwarte schoenen aan met een witte zool, en een wit vlak op de hiel. Zowel de
kleuren als het model toont gelijkenissen met de schoenen van NN1. Tevens vertoont de zwarte
broek gelijkenissen met NN1.
Vervolgens is NN1 nog veelvuldig op camerabeelden waargenomen in de flat Hoogoord. Te zien is
dat NN1 wordt geholpen door twee mannen, die later werden geïdentificeerd en aangehouden als
zijnde: [naam 3] en [naam 4] . Op de camerabeelden is te zien dat NN1 zijn dreadlocks oprolt totdat
het korte stekeltjes zijn. Tevens heeft hij opeens een ander T-shirt en een andere broek aan. NN1 deelt nog geld uit in de lift aan [naam 3] en [naam 4] . [naam 3] heeft hierover in zijn verdachtenverhoor verklaard dat hij geld kreeg van NN1 in ruil voor een T-shirt. Op het tijdstip 18:37:12 uur verlaat NN1 de flat Hoogoord via de achter uitgang. Op dat moment ziet NN1 er totaal anders uit, vergeleken met hoe hij binnen kwam.
Om 19:13:01 uur verschijnen [naam 3] en [naam 4] in de lift. Op dat moment heeft [naam 3] een
plastic [winkel 3] tas en een grijs nektasje van het merk Eastpack in zijn handen. Dat is zeer opmerkelijk
omdat op de beelden van de [winkel 2] en CCTR was te zien dat
NN1een plastic [winkel 3] tasje, met
daarin de buit van de overval, en een grijs Eastpack nektasje, met daarin het vuurwapen, bij zich
droeg. Tevens is op de CCTR beelden aan de bewegingen van het [winkel 3] tasje te zien dat de inhoud
zwaar is. Dat is opmerkelijk omdat het [winkel 3] tasje ook zwaar lijkt in de lift omdat [naam 4] het tasje
ondersteund met zijn linkerknie. Gezien het vorenstaande is het zeer aannemelijk dat [naam 4] op
dat moment de goederen van NN1 in zijn bezit heeft.
Tijdsaanduiding Hoogoord
Gezien alle informatie in dit proces-verbaal kwam ik tot de conclusie dat de tijdsaanduiding van de
camerabeelden van de flat Hoogoord nader onderzocht dienden te worden. Het is namelijk niet
mogelijk dat NN1 na de overval om 18:09:02 uur werd vastgelegd op de CCTR camera, en
vervolgens om 18:03:34 uur de flat Hoogoord inloopt.
Politieambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] beschrijven in hun proces-verbaal van bevindingen (2016128077-4) dat direct na de overval met meneer [benadeelde 3] hebben
gesproken (medewerker [winkel 2] ). [benadeelde 3] verklaarde het volgende over NN1:
"Hij is via deze winkel naar buiten gerend. Het gaat om een negroïde man met rasta haar.
Hij was helemaal in zwart gekleed en hij had een vuurwapen. Wij hebben de deur naar
de gang geopend omdat wij dachten dat er iets met de buren was. De man zei vervolgens
dat hij de snelste weg naar buiten wilde en is vervolgens nadat wij de voordeur voor
hem geopend hadden gerend richting de parkeergarage van de flat Hoogoord. •
Naar aanleiding van deze informatie heb ik de camerabeelden van Hoogoord opnieuw bekeken. Op
de beelden zie ik op het tijdstip 18:04:58 uur [naam 4] bij het raam naar buiten kijken.
Drieënzeventig (73) seconden daarvoor liep NN1 de flat Hoogoord binnen. Op dat moment
(18:04:58 uur) zie ik een politieagent in uniform langsrennen komende uit de richting van het
[adres 2] , gaande- in de richting van het Mandelapark. Hierna heb ik bij de meldkamer van de politie alle meldingen opgevraagd tussen 17:50 uur en 18:20 uur. Hieruit blijkt dat, anders dan de overval op de [winkel 1] [adres 2] , op dat moment geen andere meldingen waren in de buurt. Hierdoor kom ik tot de conclusie dat het zeer aannemelijk is dat deze politieagent achter de overvaller (NN1) aanrende. Dat betekent dat de tijdsaanduiding op de beelden van de flat Hoogoord ongeveer 10 minuten achterliep. Ik heb alle ontvangen informatie van de meldkamer toegevoegd als
bijlage aan dit proces-verbaal van bevindingen.
11. Een proces-verbaal tip naar aanleiding van opsporing verzocht met nummer 2016128077 van 28 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] [doorgenummerde pagina’s F38 tot en met F39].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 18 oktober 2016 en dinsdag 25 oktober 2016 is het onderzoek [naam 2] behandeld in het
televisieprogramma opsporing verzocht. Tijdens de uitzending is een screenshot getoond van NNI op
het moment dat hij in de lift staat van flat Hogevecht te Amsterdam.
Naar aanleiding van het tonen van NN1 in opsporing verzocht zijn er meerdere tips binnengekomen
bij het onderzoeksteam. Onder de tips zaten ook de twee navolgende tips:
De jongen die in de lift staat herkent hij van vroeger (ongeveer 10 jaar geleden) in Kuilbergen in de
Bijlmermeer. Hij heet [verdachte] en hij weet dat hij een bekende van de politie moet zijn want hij is al eens door een AT van zijn bed gelicht. Hij heeft dit zelf gezien destijds (tussen de 10 en 15 jaar
geleden) Hij weet de achternaam niet, maar kan wellicht wel het huizenblok aanwijzen waar moeder
destijds woonde.
Heb vorige week ook melding gedaan van deze zaak. Deze jongen in de lift heet [verdachte] . Hij is
ongeveer 10 jaar geleden ook al in de uitzending geweest vanwege een mishandeling op een
metrostation in Amsterdam. Hij woonde 10 jaar terug in [plek] . Hij is 100% een bekende van de
politie. Er is ook AT op zijn adres langs geweest, en ze hebben volgens mij hem toen meegenomen
in [plek] Amsterdam Zuidoost. Ik heb zelf jaren lang in [plek] gewoond dus ik twijfel er niet
aan dat hij het is.
Ik, zag dat de tipgever bij het doen van zijn tip een telefoonnummer had achtergelaten waarop ik op
woensdag 26 oktober 2016 telefonisch contact met de tipgever had opgenomen. Desgevraagd
verklaarde de tipgever mij het navolgende:
“Ik herken de persoon uit de beelden van de lift voor 100 procent als een persoon welke ongeveer
10 jaar geleden tegenover mij heeft gewoond. Ik woonde destijds op [plek] maar daar woon ik nu niet meer. Ik ben namelijk in 2008 verhuisd naar een ander adres en kan daardoor niet vertellen of
de persoon daar nog woont. Naar mijn idee woonde hij op [adres 4] te Amsterdam. Alleen kan
ik nu niet met zekerheid zeggen of het huisnummer klopt. Ik weet dat zijn voornaam begint met
[verdachte] maar hoe hij verder heet weet ik niet. Ik weet dat hij of een familielid destijds is
aangehouden door het arrestatieteam van de politie.
12. Een proces-verbaal bevindingen met nummer 2016128077 van 27 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 12] [doorgenummerde pagina’s F40 tot en met F41].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma Opsporing Verzocht heb ik een onderzoek ingesteld naar een van de binnengekomen tips.
Ik heb hierbij een zoekslag gemaakt in het mij ter beschikking staande politiecomputersysteem [systeem] , met de woorden “ [verdachte] ” en “ [plek] ” en ik zag dat onderstaande persoon uit het systeem naar voren kwam:
[verdachte] , [verdachte] ,
Geboren op [geboortedag 1] 1989 te [geboorteplaats 1] .
13. Een proces-verbaal bevindingen met bijlage met nummer 2016128077 van 27 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 11] [doorgenummerde pagina’s F45 tot en met F47].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 25 oktober 2016, werd in de uitzending van het programma Opsporing Verzocht,
de hulp van het publiek ingeroepen om de politie te helpen de identiteit te achterhalen van een man
die verdacht werd van het plegen van een gewapende overval te Amsterdam.
Het betrof de overval op de schoenenwinkel [winkel 1] , gevestigd op het [adres 2] te
Amsterdam, welke plaatsvond op maandag 13juni 2016. De getoonde camerabeelden waren
afkomstig van de lift van portiek B van de flat Hoogoord te Amsterdam.
Op dinsdag 25 oktober 2016, kwam er naar aanleiding van deze uitzending een tip bij de politie
binnen. In de tip verklaarde de tipgever kort samengevat dat hij de man op het getoonde
camerabeeld herkende als “ [verdachte] ”. [verdachte] zou 10 jaar geleden ook al in de uitzending
geweest zijn vanwege een mishandeling op een metrostation in Amsterdam. [verdachte] zou destijds
op [plek] hebben gewoond. De tipgever verklaarde dat hij geen twijfel had met betrekking tot zijn herkenning.
Op woensdag 26 oktober 2016 heeft een collega van het Overvallen Team opnieuw contact gehad
met de tipgever. Hieruit kwam informatie naar voren waarmee het onderzoeksteam gerichter op
zoek kon gaan naar de identiteit van “ [verdachte] ”. Op donderdag 27 oktober 2016 kreeg collega
[verbalisant 12] , de opdracht dit deelonderzoek voor haar rekening te nemen.
Op donderdag 27 oktober 2016 liep ik op enig moment langs het bureau van collega [verbalisant 12] .
Op dat moment wist ik nog niet dat zij de hierboven genoemde opdracht gekregen had.
Terwijl ik langs haar bureau liep zag ik op het scherm van haar computer een foto van een man
afgebeeld staan.
Op het moment dat ik de foto zag, herkende ik daarop onomstotelijk de man die ervan verdacht
werd bij de overval van 13 juni 2016, het personeel van de firma [winkel 1] , met een vuurwapen te
hebben bedreigd. Ik herkende de man op basis van de camerabeelden welke van hem in de flat Hoogoord waren gemaakt.
In het kader van het opsporingsonderzoek had ik meerdere malen de camerabeelden waarop de
verdachten voorkwamen bekeken. Ik had daarbij het uiterlijk van de verdachten min of meer in mijn
geheugen “gegrift”. Ik heb dan ook geen enkele twijfel omtrent deze herkenning. Volledigheidshalve
verklaar ik de man te herkennen aan zijn uiterlijk en gezicht waarbij zijn hoge voorhoofd en brede
neus voor mij opvallend zijn.
Hierop heb ik meteen tegen collega [verbalisant 12] en een aantal collega’s gezegd dat ik de man als
zodanig herkende. De foto op het beeldscherm van collega [verbalisant 12] bleek afkomstig uit het SKDB.
die op dat moment naar aanleiding van de tip bezig bleek te zijn geweest met een zoekslag op
“ [verdachte] ” en “ [plek] ”.
Op basis van het hierboven staande heeft collega [verbalisant 12] op donderdag 27 oktober 2016, de
vermoedelijke identiteit van [verdachte] achterhaald. Het betreft vermoedelijk een man genaamd:
Naam [verdachte]
Voornaam [verdachte]
Geboortedatum [geboortedag 1] -1989
Collega [verbalisant 12] heeft van haar onderzoeksbevindingen afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
14. Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de Raadsheer-Commissaris van 30 april 2019.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [verbalisant 11] :
Ik zag de beelden van de lift in de flat Hoogoord in mijn hoofd. Dat zijn beelden waar de verdachte goed in beeld is. Een herkenning brengt iets in je teweeg. Ik wist zeker dat dit (het hof begrijpt: de SKDB-foto van de verdachte) de persoon was die in de lift bij Hoogoord is geweest. Ik weet nog hoe de man eruit zag: beetje bruinig, dromerige ogen en een hoog voorhoofd en zijn dreadlocks natuurlijk.
15. Een proces-verbaal bevindingen met bijlage met nummer 2016128077 van 28 oktober 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 13] [doorgenummerde pagina’s F48 tot en met F49].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op donderdag 27 oktober 2016 bevond ik, verbalisant, mij in het politiebureau [adres 5] te
Amsterdam, belast met tactische opsporing bij de Districtsrecherche Oost.
Bij binnenkomst zag ik, verbalisant, op een van de aanwezige bureaus een foto liggen.
Bij het zien van de foto herkende ik, verbalisant, de persoon direct als een van de
verdachten van de overval op de [winkel 1] , welke was gepleegd op 13 juni 2016 op de locatie het
[adres 2] te Amsterdam. Deze registratie is gerelateerd onder registratienummer 2016128077.
Ik, verbalisant, heb meerdere malen op de aandachtsvestigingensite van de Eenheid Amsterdam
diverse foto’s van de verdachte gezien. Ik, verbalisant, herken de persoon als een van de verdachten,
welke in de lift stonden.
Ik, verbalisant, herken de persoon aan zijn opvallend hoge haarlijn, zijn brede neus en oogopslag.
Ik, verbalisant, heb binnen het onderzoek [naam 2] , zaaks inhoudelijk geen bemoeienis gehad.
16. Een proces-verbaal bevindingen met bijlage met nummer 2016128077 van 21 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s K1 031 tot en met K1 032].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
[naam 2]
[verdachte] , geboren op [geboortedag 1] -1990 te Amsterdam, wordt verdacht van het plegen van
een gewapende overval op de [winkel 1] op maandag 13 juni 2016.
Het onderzoeksteam is voornemens om [verdachte] aan te houden. Echter vermoedt
het onderzoeksteam dat hij inmiddels voortvluchtig is aangezien het publiek via Bureau 020 en
Opsporing Verzocht middels camerabeelden - van de toen nog onbekende verdachte / nu bekend
als [verdachte] - om herkenning werd gevraagd.
[verdachte] staat in de Gemeentelijke Basis Administratie alleen ingeschreven middels
een postadres op het [adres 6] .
Aldaar staat ook zijn oma ingeschreven:
[naam 5]
Geboren [geboortedag 3] -1 943 te [geboorteplaats 3] (Suriname)
Gemeente [geboorteplaats 3]
Geslacht: vrouw
Bezoek
Op donderdag 17 november 2016 omstreeks 15.00 uur bezocht ik, verbalisant [verbalisant 5] , samen
met mijn collega [verbalisant 14] het adres [adres 6] . Aldaar deed Irene
[naam 5] de deur open. Zij verklaarde ons dat [verdachte] haar kleinzoon is, en
niet thuis was. Desgevraagd vroeg zij of wij wilden binnenkomen om het te controleren. Wij hebben
vervolgens de woning betreden en zagen dat er verder niemand thuis was.
Wij werden verzocht om plaats te nemen op het bankstel in de woonkamer. [naam 5]
belde met haar telefoon een familielid die zij voorstelde als “ [naam 6] ”. [naam 5]
verzocht mijn collega [verbalisant 14] om het telefoongesprek met [naam 6] voort te zetten.
Tijdens het telefoongesprek tussen mijn collega en [naam 6] , stond ik [naam 5] te
woord. Ik vertelde haar dat [verdachte] wordt verdacht van een ernstig feit en dat de
politie naar hem op zoek is ter aanhouding.
Ik hoorde [naam 5] het volgende verklaren:
“Ik heb [verdachte] al heel lang niet meer gezien. Ik weet waarvoor hij gezocht wordt. Ik heb het
gezien op Bureau 020 en Opsporing Verzocht. Volgens mij is het wel drie keer in Opsporing Verzocht gekomen toch? Toen ik de beelden zag, schrok ik wel even, Ik herkende [verdachte] gelijk. Ik heb de beelden ook nog terug gezien op internet. Ik vind dat hij zichzelf gewoon moet melden bij de politie.
Dat is de lange arm van de wet. Ik weet echt niet waar hij is. Als ik ook maar iets weet zal ik het
gelijk aan de politie melden. Ik heb zijn zus [naam 7] [verdachte] ook verteld dat ik de politie zal
inlichten. Ik weet ook dat [naam 7] mij dat kwalijk zal nemen, maar ik vind dat het mijn plicht is.
[verdachte] moet de consequenties inzien. Hij heeft een zwervend bestaan. Ik weet dat niemand van
zijn familie hem in huis wilt nu. Ik hoorde zijn neven zeggen dat ze hem niet moeten.”
17. Een proces-verbaal omtrent verhoor [verdachte] met bijlage met nummer 2016128077 van 25 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina K1 081].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op vrijdag 25 november 2016 hoorden wij de verdachte [verdachte] als verdachte in
Cellencomplex Amsterdam Zuidoost. De verdachte werd tijdens het verhoor bijgestaan door zijn
advocaat mr. Ramdihal. Het verdachtenverhoor werd onder proces-verbaalnummer 2016128077
verwerkt met documentcode 7410174.
Abusievelijk werd in dit document verwerkt dat het verhoor om 11.00 uur werd gestart. Echter moet
de juiste tijdsaanduiding zijn: 14.00 uur.
Linkshandig
In het proces-verbaal van bevindingen ‘camerabeelden [winkel 2] ’, documentcode 6807892, wordt
vermeldt dat de verdachte het vuurwapen in zijn linkerhand vasthoudt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen ‘camerabeelden CCTR 13/6’, documentcode 6824635,
wordt vermeldt dat de verdachte een ‘ [winkel 3] tas’ in zijn linkerhand vasthoudt. Verder is op de beelden
te zien dat de verdachte niets in zijn rechterhand vasthoudt.
Door deze bevindingen is het zeer aannemelijk dat de verdachte linkshandig is. Aangezien
[verdachte] er van verdacht wordt deze overvaller te zijn, hebben wij, verbalisanten,
tijdens het verhoor extra aandacht besteed aan dit detail.
In het verhoor werd door ons gevraagd: Ben je rechts- of linkshandig. Hierop antwoordde [verdachte]
: “Ik beroep mij op mijn zwijgrecht”.
Na beëindiging van het verhoor was [verdachte] bereid om het proces-verbaal van
verhoor verdachte te ondertekenen. Wij, verbalisanten, zagen dat [verdachte] de pen in
zijn linkerhand vastpakte, en met zijn linkerhand op pagina 1 tot en met pagina 5 een paraaf zette.
Vervolgens zette hij, wederom met zijn linkerhand, een handtekening op de laatste pagina (pagina
6).
18. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL1300-2016128077 en 2016171949 van 13 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 11] [doorgenummerde pagina’s K030 tot en met K045].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 september 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
medeverdachte [medeverdachte] :
Het klopt dat ik de overval op de [winkel 1] heb gepleegd. Ik ben de [winkel 1] binnen gegaan met die andere jongen. Op het moment dat die andere jongen het vuurwapen trok rende dat meisje weg. Mijn mededader trok het pistool en richtte het op de medewerkers. Ik hoorde en zag dat hij het pistool doorlaadde.
Mijn mededader had een muts op zijn hoofd.
Verbalisanten: Dat was bij Hoogoord in de bosjes, daar hebben wij de volgende pruik en muts
aangetroffen.
Die zwarte muts was van mijn mededader, die herken ik.
19. Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen met nummer PL1300-2016128077-9 van 14 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 15] [doorgenummerde pagina’s D009 tot en met D011].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op dinsdag 14 juni 2016 omstreeks 11.35 uur, bevond ik, verbalisant, mij in uniform
gekleed en met fietssurveillance belast op de openbare weg Anton de Komplein te
Amsterdam.
Aldaar hoorde ik, verbalisant, portofonisch dat de chef van dienst van Basisteam
Bijlmermeer door gaf dat er zich een persoon aan de balie gemeld had dat er bij
Hoogoord twee (2) personen in de bosschages aan het zoeken waren naar een pruik. Ik
hoorde dat dit mogelijk te maken had met een overval welke op maandag 13 juni 2016
gepleegd was op het [adres 2] .
Ik, verbalisant, heb mij ten spoedigste naar de opgegeven locatie begeven.
Ik zag te 11.17 uur, dat ongeveer 2 a 3 meter in de bosschages een zogenoemde “Bob Marley muts” lag. Ik zag dat de muts voorzien was lange rasta haren en voorzien was van de kleuren: rood, geel en groen.
Ik, verbalisant, heb de aangetroffen locatie hierop behandeld als een plaats delict.
Hierbij is niemand in de bosschages geweest en heeft niemand de muts aangetroffen.
Van de aangetroffen muts zijn door mij foto’s gemaakt welke bij dit proces-verbaal van
bevindingen zijn gevoegd.
Ik, verbalisant, heb te 11.30 uur, telefonisch contact opgenomen met Bureau District
Recherche Oost welke de overval in behandeling had. Ik hoorde dat deze aangeven dat
zij ter plaatse zouden komen. Ik zag vervolgens dat te 11.30 uur de Bureau District
Recherche Oost ter plaatse was. Hierop heb ik het plaats delict overgedragen aan
collega Blauw van Bureau District Recherche Oost.
20. Een proces-verbaal bevindingen aantreffen muts en pruik met bijlagen met nummer 2016128077 van 14 juni 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s D012 tot en met D014].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Melding
Op dinsdag 14 juni 2016 kreeg het onderzoeksteam de melding dat een getuige zich had gemeld op
politiebureau Flierbosdreef te Amsterdam. Hij verklaarde dat hij in de ochtend van 14 juni 2016 twee
mannen zag zoeken in de bosjes ter hoogte van de flat Hoogoord 200 te Amsterdam.
Hierop zijn politieagenten direct naar de vorenstaande bosjes gegaan. Aldaar troffen zij geen
zoekende personen aan. Wel zagen zij dreadlocks en een muts in de bosjes liggen. Aangezien de
vorenstaande overval, vluchtroute en de muts in combinatie met dreadlocks werd de groenstrook
afgezet en behandeld als plaats delict.
Bron: Proces-vebaal van bevindingen 2016128077-9
Onderzoek
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , was op dinsdag 14 juni 2016 omstreeks 12.00 uur op de plaats delict.
Aldaar zag ik de muts en dreadlocks op elkaar liggen, op de grond in de bosjes. Ik heb foto’s
gemaakt van de plaats van aantreffen, foto 1
en 2. Ik nam de dreadlocks en muts in beslag en ik
heb deze in een papieren DNA-zak geplaatst. Hierbij heb ik op forensisch technische wijze zorg
gedragen zodat er geen contaminatie plaats kon vinden, Ik heb namelijk uit een DNA plaats delict kit
dubbele handschoenen aangetrokken en een mondkapje voor mijn mond gedragen. Ik heb de items
van de grond opgepakt en in de zak geplaatst met een tangetje uit de DNA-kit. De volgende
goederen zijn inbeslaggenomen: Pruik, itemnummer 5204080, Muts, itemnummer 5204090.
21. Een proces-verbaal van sporenonderzoek met nummer 2016128077-24 van 6 juli 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 16] [doorgenummerde pagina’s H001-H002].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant:
Goednummer: 5204080
SIN: [nummer 2]
Betreft: Groen/rood/gele muts met dreadlocks
Goednummer: 5204090
SIN: [nummer 6]
Betreft: zwarte muts/petje
De sporendragers zijn met de daarvoor bestemde hulpmiddelen veiliggesteld en gewaarmerkt. Bij alle vervolgonderzoeken kan bij het noemen van de sporendrager naar dit unieke SIN nummer worden verwezen.
22. Een geschrift, te weten een Deskundigenrapport van 2 mei 2019 omtrent het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Amsterdam op 13 juni 2016, opgesteld door dr. [naam 8] van het Nederlands Forensisch Instituut [doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 9 en bijlagen].
Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Dreadlock pruik [nummer 2]
Haren
De dreadlock pruik is onderzocht op de aanwezigheid [winkel 1] . De aangetroffen haren zijn
veiliggesteld als [nummer 1] . Het betreffen vijf humane haren en enkele dierharen of
vezels. De humane haren betreffen drie hoofdharen, een niet te classificeren haar en een
wimper/wenkbrauwhaar. De humane haren zijn geheel als [nummer 1] #01 tot en met #05 DNA-onderzoek veiliggesteld voor een autosomaal en een mitochondriaal DNA-onderzoek.
Muts [nummer 6]
Haren
De muts is onderzocht op de aanwezigheid [winkel 1] . De aangetroffen haren zijn
veiliggesteld als AAKFS46ONL. Het betreffen acht humane haren en enkele dierharen of
vezels. De humane haren betreffen vier hoofdharen, drie niet te classificeren haren en een
niet te classificeren haardeel. De humane haren zijn geheel als [nummer 5] #01 tot en met
#08 veiliggesteld voor een autosomaal en een mitochondriaal DNA-onderzoek.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een autosomaal en een
mitochondriaal (mt)DNA-onderzoek:
[nummer 1] #O1 een hoofdhaar vanaf de dreadlock pruik [nummer 2]
[nummer 1] #02 een hoofdhaar vanaf de dreadlock pruik [nummer 2]
[nummer 1] #03 een hoofdhaar vanaf de dreadlock pruik [nummer 2]
[nummer 3] #04 een wimper/wenkbrauwhaar vanaf de dreadlock pruik [nummer 2]
[nummer 4] #05 een niet de classificeren haar vanaf de dreadlock pruik [nummer 2]
[nummer 5] #01 een hoofdhaar vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 5] #02 een hoofdhaar vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 5] #03 een niet te classificeren haar vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 5] #04 een niet te classificeren haardeel vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 5] #05 een hoofdhaar vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 5] #06 een hoofdhaar vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 7] #07 een niet te classificeren haar vanaf de muts [nummer 6]
[nummer 7] #08 een niet te classificeren haar vanaf de muts [nummer 8]
Ten behoeve van een vergelijkend mitochondriaal DNA-onderzoek is het onderstaande
referentiemateriaal aanvullend onderworpen aan een mtDNA-onderzoek:
[nummer 9] een referentlemonster van de verdachte [verdachte]
(geboren op [geboortedag 1] 1989)
Mitochondriaal DNA-onderzoek
Van de referentiemonsters van [verdachte] [nummer 9] zijn mtDNA-profielen
verkregen die zijn betrokken bij het vergelijkend mitochondriaal DNA-onderzoek.
In Tabel 2 staat vermeld van wie het DNA op grond van het vergelijkend mitochondriaal
DNA-onderzoek afkomstig kan zijn. Wordt een persoon -van wie het DNA-profiel is
vergeleken - niet vermeld, dan is er geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van
DNA van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 2
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend mtDNA-onderzoek
SIN DNA kan afkomstig zijn van
[nummer 1] #01 verdachte [verdachte] (het hof begrijpt dat dit ook geldt voor de navolgende monsters)
[nummer 1] #02
[nummer 4] #03
[nummer 1] #05
[nummer 5] #06
Bewijskracht van het vergelijkend mitochondriaal DNA-onderzoek
Voor het vaststellen van de bewijskracht van de matches tussen de mtDNA-profielen van
haarsporen [nummer 1] #01, #02, #03, #05 en MKF546ONL#06 en het mtDNA-profiel van
GS.G. [verdachte] is de bewijskracht van de matches geëvalueerd en geformuleerd in
verbale termen van waarschijnlijkheid. Bij deze evaluatie is het van belang om te weten hoe DNA-onderzoek zeldzaam het matchende mtDNA-profiel is. Hoe zeldzamer het mtDNA-profiel, hoe groter de bewijskracht van het mtDNA-onderzoek.
Om inzicht te verkrijgen in het aantal personen dat hetzelfde mtDNA-profiel bezit als het
matchende mtDNA-profiel van de haarsporen [nummer 1] #01, #02, #03, #05 en
AAKF546ONL#06 en van [verdachte] , is gebruik gemaakt van de EMPOP-databank
van de internationale forensische werkgroep die zich bezig houdt met mtDNA-onderzoek (zie 2
mei 2019 kader ‘mitochondriaal DNA-onderzoek (mtDNA). Hiertoe is op 2 mei 2019 het
matchende mtDNA-profiel met deze databank vergeleken. De mtDNA-profielen van de personen in de EMPOP databank zijn van verschillende en over de gehele wereld verspreide populaties.
Om de bewijskracht van bovenstaande match te kunnen formuleren in verbale termen van
waarschijnlijkheid is het onderstaand hypothesepaar beschouwd.
Hypothese 1:
Haarsporen [nummer 1] #01, #02, #03, #05 en [nummer 5] #06 zijn afkomstig van
[verdachte] , of van iemand die in moederlijke lijn aan [verdachte] verwant
is.
Hypothese II:
Haarsporen [nummer 1] #01, #02, #03, #05 en [nummer 5] #06 zijn afkomstig van een
willekeurige persoon, niet verwant aan [verdachte] .
De resultaten van het vergelijkend mtDNA-onderzoek zijn
veel waarschijnlijkerals hypothese 1
waar is, dan als hypothese II waar is.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf met aftrek conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht en dat de vorderingen van de drie benadeelde partijen geheel worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd en dat de in beslag genomen telefoon zal worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing door winkelmedewerkers te bedreigen met een (nep)vuurwapen en hen te dwingen tot afgifte van geld. Bij zijn vlucht heeft hij twee andere medewerkers van een andere winkel met de dood bedreigd door dit (nep)vuurwapen op hen te richten.
Een van de winkelmedewerkers die is overvallen was nog maar veertien jaar oud. Voor de slachtoffers is dit een zeer beangstigende ervaring geweest waar zij, naar algemene ervaring, nog lange tijd psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Dit is ook gebleken uit de slachtofferverklaringen van met name [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , die nog langere tijd met angstgevoelens hebben geleefd. Daarbij zorgen dergelijke feiten voor financiële schade en een gevoel van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het gedrag van de verdachte kan worden gekarakteriseerd als een op pure hebzucht gebaseerd handelen jegens de slachtoffers, zonder na te denken over de gevolgen die een dergelijke traumatische ervaring voor de slachtoffers kan hebben.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 november 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, maar dit betreffen feiten die inmiddels meer dan 10 jaar geleden hebben plaatsgevonden zodat het hof dit niet ten nadele van de verdachte zal meewegen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 1.200,00, ter compensatie van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Deze schade is als zodanig ook niet door of namens de verdachte betwist.
De verdachte is voor die schade hoofdelijk aansprakelijk met zijn mededader.
Gelet op de schadevergoeding die in soortgelijke gevallen wordt toegekend, kan de omvang van de immateriële schade worden begroot op het ter zake daarvan gevorderde bedrag van € 1.200,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat die schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 2.500,00, ter compensatie van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
Deze schade is als zodanig ook niet door of namens de verdachte betwist.
De verdachte is voor die schade hoofdelijk aansprakelijk met zijn mededader.
Gelet op de schadevergoeding die in soortgelijke gevallen wordt toegekend, kan de omvang van de immateriële schade worden begroot op het ter zake daarvan gevorderde bedrag van € 2.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [winkel 1] T.a.v. [naam 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde. Deze bedraagt € 2.539,00, ter compensatie van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Deze schade is als zodanig ook niet door of namens de verdachte betwist.
De verdachte is voor die schade hoofdelijk aansprakelijk met zijn mededader. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK zaktelefoon Apple Iphone (5293644).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 juni 2016.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 13 juni 2016.
Vordering van de benadeelde partij [winkel 1] T.a.v. [naam 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [winkel 1] T.a.v. [naam 9] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.539,00 (tweeduizend vijfhonderdnegenendertig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [winkel 1] T.a.v. [naam 9] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.539,00 (tweeduizend vijfhonderdnegenendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 juni 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. O. Boekraad, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 november 2019.
Mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]