In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 1 februari 2019, waarin hij was veroordeeld voor uitkeringsfraude. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 november 2015 tot en met 27 maart 2016 opzettelijk heeft nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het UWV, waardoor hij onterecht uitkeringen en toeslagen heeft ontvangen. Het hof heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld, aangezien het terugvorderingsbedrag onder de vervolgingsgrens ligt. Echter, op basis van de aanwijzing sociale zekerheidsfraude, kon het openbaar ministerie toch ontvankelijk worden verklaard, omdat eerdere boetes onbetaald waren gebleven. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van dertig uren. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële en geestelijke problemen, en heeft besloten om de gebruikelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte de kans te geven zijn leven weer op de rails te krijgen.