ECLI:NL:GHAMS:2019:4795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
23-000056-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in Vietnam in 1985, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 39.621,93 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had dit bedrag vastgesteld op € 35.630,94, maar de veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 oktober 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde ten onrechte had betoogd dat er geen succesvolle oogst was geweest en dat hij niet de eigenaar van de hennepkwekerij was. Het hof heeft de eerdere schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien en vastgesteld dat dit bedrag € 39.621,93 bedraagt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd.

De uitspraak is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. Het hof heeft de berekeningen van de bruto opbrengst en de kosten van de hennepkwekerij uitvoerig besproken en geconcludeerd dat de verdediging niet voldoende bewijs had geleverd voor hun claims. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de veroordeelde is verplicht gesteld tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000056-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 5 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 januari 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15-206009-17 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Vietnam) op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 39.621,93.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 januari 2018 -kort gezegd- veroordeeld ter zake van hennepteelt en diefstal van stroom.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 4 januari 2018 het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 39.621,91 en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 35.630,94 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 november 2019 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- hennepteelt en diefstal van elektriciteit.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 39.621,93 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat op grond van de ontnemingsrapportage en de daarin opgenomen indicatoren aannemelijk is dat de hennepkwekerij één gerealiseerde oogst heeft opgeleverd. De kosten die Liander N.V. in rekening heeft gebracht komen niet voor aftrek in aanmerking nu niet is aangetoond dat de veroordeelde deze rekening daadwerkelijk heeft voldaan.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen succesvolle oogst is geweest die wederrechtelijk voordeel heeft opgeleverd. De veroordeelde was niet de eigenaar van de hennepkwekerij. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat uitgegaan dient te worden van tweehonderd geoogste planten. Tot slot dienen de door de veroordeelde gemaakt kosten ad € 11.990,99 (€ 8000,00 kosten inrichting + € 3.990,99 rekening Liander) op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te worden gebracht.
Aantal oogsten
Op 15 juli 2017 is een warmte bron afkomstig van het dakraam van een woning op het adres [adres 2] te Purmerend waargenomen. [1] Vervolgens is op 16 oktober 2017 in voornoemde woning een hennepkwekerij aangetroffen. Het pand bestond uit een drietal kweekruimtes en één voorkweekruimte. [2] Het hof gaat er vanuit dat in de hennepkwekerij voorafgaand aan de aangetroffen kweek één eerdere oogst is gerealiseerd. Dit volgt uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij op 18 oktober 2017 ondertekend door [verbalisant 1] (hierna: het Rapport). Aangetroffen indicatoren zijn onder meer:
  • Vervuild filterdoek van de koolstoffilter;
  • Stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, het stoffilter van de koolstofcilinder en het rotorblad van de ventilator;
  • Potten met daarin potgrond. Uit de potten staken afgeknipte stelen van planten. In de potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten;
  • Verdroogde resten van hennepplanten op de lampenkappen en de vloer;
  • Hennepafval in een vuilniszak. In de zak zaten verse hennepbladeren; en
  • Knipschaartjes met daarop hennepresten.
Het standpunt van de verdediging dat er geen eerdere oogst is geweest, is op basis van het voorgaande dan ook niet aannemelijk geworden.
Bruto opbrengst
Het hof zal in de berekening uitgaan van 377 planten. Dit is wat betreft de eerste en tweede kweekruimte gebaseerd op het oppervlak voor beplanting per ruimte [3] en wat betreft de derde kweekruimte op grond van het aantal aangetroffen hennepplanten en potten. [4]
Volgens het rapport was het beplante oppervlak in de eerste kweekruimte 5 vierkante meter. Het daadwerkelijke aantal planten per vierkante meter kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het rapport ‘wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontwikkelingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van juni 2016 (hierna: ‘het BOOM-rapport’) op dit punt en gaat uit van 15 planten per vierkante meter. Daar hoort volgens het Rapport een minimale opbrengst van 28,2 gram per plant bij.
Volgens het rapport was het beplante oppervlak in de tweede kweekruimte 8,5 vierkante meter. Ook hier kon het daadwerkelijke aantal planten per vierkante meter niet worden vastgesteld en volgt het hof opnieuw het BOOM-rapport op dit punt en gaat uit van 15 planten per vierkante meter. Daar hoort volgens het Rapport een minimale opbrengst van 28,2 gram per plant bij.
In de derde kweekruimte stonden 175 hennepplanten en potten, het beplante oppervlak was 11,4 vierkante meter en er stonden 16 hennepplanten en potten per vierkante meter. Daar hoort volgens het Rapport een minimale opbrengst van 27,7 gram per plant bij.
De bruto opbrengst aan hennep
1e kweekruimte: 75 planten (=15 x 5m2) x 28,2 gram = 2.115 kilogram
2e kweekruimte: 127 planten (=15 x 8,5m2) x 28,2 gram = 3.581,40 kilogram
3e kweekruimte: 175 planten x 27,7 gram =
4.847,50 kilogram
Totaal 10.543,90 kilogram
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het BOOM-rapport op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 4.070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst bedraagt dan:
1e kweekruimte: 2.115 kilogram x € 4.070,00 = € 8.608,05
2e kweekruimte: 3.595,50 kilogram x € 4.070,00 = € 14.633,68
3e kweekruimte: 4.847,50 kilogram x € 4.070,00 =
€ 19.729,33
Totaal € 42.971,06
Het verweer dat slechts sprake is geweest van 200 planten is niet nader onderbouwd en wordt gelet op het bovenstaande niet aannemelijk geacht en mitsdien verworpen.
Kosten
Het hof acht aannemelijk dat de veroordeelde ten behoeve van het verkrijgen van wederrechtelijk verkregen voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
De in mindering te brengen kosten voor de oogst zijn op basis van het door het hof gevolgde BOOM-rapport als volgt:
1e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 150,00
  • Hennepstekken € 285,75
  • Variabelen kosten
€ 726,75
2e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 150,00
  • Hennepstekken € 483,87
  • Variabelen
€ 1.126,63
3e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 150,00
  • Hennepstekken € 666,75
  • Variabelen
€ 1.495,75
Totale kosten € 726,75 + € 1.126,63 + € 1.495,75 = € 3.349,13.
Daarnaast heeft de verdediging betoogd dat de rekening van Liander ad € 3.990,99 als kosten in mindering gebracht dient te worden op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof verwerpt dit verweer nu slechts kosten voor elektriciteit die betrekking hebben op de daadwerkelijke gerealiseerde oogst aftrekbaar zijn en voor zover deze daadwerkelijk door de veroordeelde zijn voldaan. Ter terechtzitting is niet gebleken dat het door Liander in rekening gebrachte bedrag daadwerkelijk door de veroordeelde is voldaan.
De kosten van € 8.000,00 die volgens de veroordeelde zijn gemaakt in het kader van het opzetten van de hennepkwekerij, laat het hof buiten beschouwing nu deze niet nader zijn onderbouwd.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het door de veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op
€ 42.971,06 -/- € 3.349,13 =
€ 39.621,93.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 39.621,93.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
39.621,93 (negenendertigduizend zeshonderdeenentwintig euro en drieënnegentig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 39.621,93 (negenendertigduizend zeshonderdeenentwintig euro en drieënnegentig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. J.D.L. Nuis, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2019.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2017, met nummer PL100-2017151365-3 opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], p. 53.
2.Een geschrift, zijnde een niet ondertekend proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 19 oktober 2017, met nummer PL100-2017151365-1 opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], p.60.
3.Het Rapport, p. 153 en 154.
4.Het Rapport, p. 155.