ECLI:NL:GHAMS:2019:4786

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
23-0003797-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die was aangeklaagd voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De politierechter had op 16 oktober 2018 de veroordeelde verplicht tot betaling van een bedrag van € 29.730,75 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 augustus 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de veroordeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde een hennepkwekerij heeft gehad en dat hij elektriciteit heeft afgetapt over een periode van zes maanden. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 28.867,97, na aftrek van kosten die de veroordeelde heeft gemaakt voor de illegaal afgenomen elektriciteit.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. Het hof heeft geoordeeld dat de veroordeelde voldoende financiële draagkracht heeft om aan de betalingsverplichting te voldoen, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die een lagere vaststelling van het bedrag rechtvaardigen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met drie rechters en een griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003797-18 (ontneming)
datum uitspraak: 4 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15‑147864-18 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] 1960,
adres: [adres 1] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 29.730,75.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2018 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- hennepteelt en diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 16 oktober 2018 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 29.730,75 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 26.611,91 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op basis van het onherroepelijke strafvonnis staat vast dat de veroordeelde een hennepkwekerij heeft gehad ten behoeve waarvan hij over de periode 19 juli 2017 t/m 18 januari 2018 elektriciteit heeft afgetapt. Het is aannemelijk dat vanaf het moment van het aftappen van de elektriciteit (19 juli 2017) ook direct is begonnen met de hennepkwekerij, waardoor sprake is van minimaal één oogst. Voldoende is onderbouwd dat de veroordeelde tot op heden € 3.118,84 heeft afgelost op de vordering van Liander. Dat bedrag dient als kosten van het voordeelsbedrag van € 29.730,75 te worden afgetrokken, waardoor het wederrechtelijk verkregen voordeel € 26.611,91 bedraagt.
Volgens de verdediging zijn bij de opbouw en financiering van de hennepkwekerij anderen betrokken geweest. De veroordeelde heeft slechts hand- en spandiensten verricht. Daarnaast is geen sprake geweest van een eerdere oogst, nu de kwekerij pas na augustus 2017 is opgebouwd. Dit blijkt onder meer uit de feiten dat er pas in november 2017 een MMA-melding is binnengekomen over de hennepkwekerij, dat een buurman in januari 2018 heeft verklaard dat hij enkele maanden daarvoor had gezien dat zakken aarde de woning werden ingedragen, dat buren in november 2017 een briefje bij de veroordeelde in de bus hebben gedaan over een zoemend geluid en dat in de woning plantjes in verschillende groeistadia zijn aangetroffen. De indicatoren voor eerdere kweken zijn niet juist in het dossier weergegeven. De andere personen hebben materialen voor de hennepkwekerij neergezet die reeds bij een andere kwekerij zijn gebruikt, de materialen waaronder scharen zijn aanwezig geweest omdat kort na de inval geoogst zou worden, de vervuiling is te verklaren door de slechte hygiëne van de veroordeelde en niet duidelijk blijkt waarom de vervuiling van het filterdoek niet bij een nog niet voltooide oogst past. Tot slot heeft de veroordeelde inmiddels aan Liander een bedrag van € 3.118,84 betaald. Dit bedrag dient - subsidiair - als betaalde schade/kosten voor de diefstal van stroom van het wederrechtelijk verkregen voordeel te worden afgetrokken.
Het hof verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer dat anderen als medeplegers bij de hennepkwekerij betrokken zijn geweest op basis van de bewezenverklaring in de onderliggende strafzaak.
Aantal oogsten
Op 18 januari 2018 is op het adres [adres 1] te Heemskerk een hennepkwekerij aangetroffen. Het pand bevatte twee ruimtes (hierna 1e kweekruimte en 2e kweekruimte) die waren ingericht als hennepkwekerij. [1] Het hof gaat er van uit dat in de hennepkwekerij voorafgaand aan de aangetroffen kweek één eerdere oogst is gerealiseerd. Dit volgt uit het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerijen op 12 februari 2018 ondertekend door [persoon] (hierna: het Rapport), de bevindingen die zijn beschreven in het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [2] en het proces-verbaal indicatoren eerdere oogsten. [3] Aangetroffen indicatoren zijn onder meer:
- stekblokjes met wortel- en steelresten van hennepplanten aangetroffen tussen de potgrond en hennepbladeren in de vuilniszakken;
- schaartjes met resten van hennep en hennephars;
- droognetten met daarin resten van hennepplanten en henneptoppen;
- resten van hennephars aangetroffen op de deuren van de kweekruimtes en naastgelegen badkamer;
- een canna cutter, vervuild met hennepresten;
- vervuild filterdoek van de koolstoffilters;
- een dikke laag stof op het deurkozijn en de toegangsdeur van de kweekruimtes;
- lege jerrycans met groeimiddelen;
- een fles zonnebloemolie;
- verdroogde resten van hennepplanten op de vloer van de kweekruimte en in een emmer naast het watervat;
- stof en vervuiling op: i) de kappen en armaturen van de assimilatielampen; ii) de aanwezige elektra; iii) de afvoerbuizen van de ventilatie; iv) de ventilatoren; v) het slakkenhuis; en
- aanslagresten van groei- en bloeimiddelen op de kunststoffolie in de kweekruimte en op de maatbekers.
Het standpunt van de verdediging dat er geen eerdere oogst is geweest, is op basis van het voorgaande niet aannemelijk.
Bruto opbrengst
Het hof zal in de berekening uitgaan van 323 planten. Deze hoeveelheid is gebaseerd op de in het pand aangetroffen hennepplanten, zijnde 259 hennepplanten in de 1e kweekruimte en 64 hennepplanten in de 2e kweekruimte. [4] Voorts wordt in het Rapport beschreven dat het beplante oppervlak in de 1e kweekruimte 10,6 vierkante meter was en dat er per vierkante meter 25 hennepplanten stonden. Daar hoort volgens het Rapport een minimale opbrengst van 23,0 gram per plant bij. In de 2e kweekruimte was het beplante oppervlak 10,8 vierkante meter met 6 hennepplanten per vierkante meter. Daar hoort volgens het rapport een minimale opbrengst van 32,2 gram per plant bij.
De bruto opbrengst aan hennep van de oogst bedraagt dan:
1e kweekruimte: 259 planten x 23,0 gram = 5,9570 kilogram
2e kweekruimte: 64 planten x 32,2 gram
= 2,0608 kilogram
Totaal 8,0178 kilogram
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het rapport ‘wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontwikkelingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van juni 2016 (hierna: ‘het BOOM-rapport’) op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van minimaal € 4.070,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst bedraagt dan:
1e kweekruimte: 5,9570 kilogram x € 4.070,00 = € 24.244,99
2e kweekruimte: 2,0608 kilogram x € 4.070,00 =
€ 8.387,46
Totaal € 32.632,45
Kosten
Het hof acht aannemelijk dat de veroordeelde ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk verkregen voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
Uit een door de verdediging overgelegd overzicht volgt dat de veroordeelde een bedrag van € 3.118,84 heeft afgelost op de vordering van Liander van € 3.379,00 voor illegaal afgenomen stroom over 2017 en 2018. Deze nota, die aan het overzicht is gehecht, heeft gedeeltelijk (te weten voor een bedrag van (€ 227,56 + € 1.927,40 =) € 2.156,96 betrekking op netverlies over een periode van 25 weken in 2017 en 2018. De rest van de nota heeft betrekking op overige schadeposten.
Anders dan door de advocaat-generaal en de raadsman is betoogd brengt het hof niet het
gehelebedrag dat door de veroordeelde is betaald aan Liander in mindering op de bruto opbrengst. Aftrekbaar zijn immers alleen de kosten voor elektriciteit (“ongeregistreerd verbruik”) die betrekking hebben op de oogst die voordeel heeft opgeleverd. Uitgaande van een kweekperiode van 10 weken voor een oogst, komt voor aftrek in aanmerking 10/25 x € 2.156,96 = € 862,78.
De in mindering te brengen kosten voor de oogst zijn op basis van het BOOM-rapport als volgt:
1e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 200,00
  • Hennepstekken € 986,79
  • Variabelen kosten € 1.004,94
  • Kosten knippers
€ 2.246,10
2e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 150,00
  • Hennepstekken € 243,84
  • Variabelen € 248,32
  • Kosten knippers
€ 655,60
Totale kosten € 2.246,10 + € 655,60 + € 862,78 = € 3.764,48
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het door de veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op
€ 32.632,45 -/- € 3.764,48 = €
28.867,97.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 28.867,97.
Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
28.867,97 (achtentwintigduizend achthonderdzevenzestig euro en zevenennegentig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 28.867,97 (achtentwintigduizend achthonderdzevenzestig euro en zevenennegentig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2019.
mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.[…]
2.[…]
3.[…]
4.[…]