In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2018. De verdachte was eerder vrijgesproken van diefstal, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een cumulatieve tenlastelegging van diefstallen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 8 en 12 juni 2015 in Hoorn en Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van het wegmaken van geldbedragen door middel van een valse sleutel, waarbij gebruik werd gemaakt van een pinpas die niet op zijn naam stond.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 augustus 2019 heeft de advocaat-generaal de herkenning van de verdachte door een verbalisant ter discussie gesteld. De verdediging voerde aan dat de herkenning onbetrouwbaar was, omdat de kwaliteit van de foto’s waarop de herkenning was gebaseerd, te wensen overliet. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenning door de verbalisant niet bruikbaar was voor het bewijs, omdat de kwaliteit van de foto’s onvoldoende was om de herkenning te verifiëren. Bovendien kon de verbalisant zich niets meer herinneren over de herkenning.
Gelet op het ontbreken van voldoende bewijs heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.