ECLI:NL:GHAMS:2019:4782

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
23-003068-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De veroordeelde, geboren in 1993, was eerder veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een geldbedrag van € 33.532,58 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 augustus 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de veroordeelde. De advocaat-generaal stelde dat er sprake was van één oogst, terwijl de verdediging betoogde dat de veroordeelde slechts de ruimte ter beschikking had gesteld en dat de opbrengst van de oogst gedeeld moest worden met andere betrokkenen. Het hof verwierp deze argumenten en baseerde zijn oordeel op de bewezenverklaring in de onderliggende strafzaak.

Het hof heeft vastgesteld dat de bruto opbrengst van de hennep uit de kwekerij € 36.174,80 bedroeg, na aftrek van kosten. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om € 33.532,58 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003068-18 (ontneming)
datum uitspraak: 4 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 april 2018 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 15‑710045-16 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 33.532,58.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 april 2018 veroordeeld ter zake van kort gezegd- hennepteelt en diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 17 april 2018 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 33.532,58 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 september 2019 veroordeeld ter zake van -kort gezegd- hennepteelt en diefstal van elektriciteit.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 33.532,58 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat op basis van de huurovereenkomst, het proces-verbaal van bevindingen van de politie, de aangifte van Liander, alsmede de verklaring van de veroordeelde bij de politie kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van één oogst.
De verdediging heeft primair het standpunt ingenomen dat de veroordeelde de ruimte slechts ter beschikking heeft gesteld en daarvoor een vergoeding van € 3.500,00 heeft ontvangen. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat niet kan worden uitgegaan van meer dan één oogst. Daarbij volgt uit het dossier dat minimaal twee andere personen betrokken waren bij de hennepkwekerij, waardoor de opbrengst van de oogst gedeeld dient te worden door drie.
Het primaire en subsidiaire verweer wordt verworpen op basis van de bewezenverklaring in de onderliggende strafzaak.
Aantal oogsten
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel op 26 januari 2016 ondertekend door [verbalisant 1] (hierna: het Rapport), is uitgegaan van een tweetal oogsten die voordeel hebben opgeleverd. Volgens de aangifte van Liander is dit gebaseerd op: “vervuiling en gebruikte apparatuur”. Gelet op de beperkte beschrijving in het Rapport van de aangetroffen indicatoren (in het bijzonder is van de koolstoffilters aangekruist dat deze “vuil” zijn aangetroffen en niet “zeer vuil”, terwijl slechts van één filter is aangetekend dat het “schoon” is opgehangen; over aangetroffen “stof” is niets aangekruist) en de verklaringen van [verbalisant 1] [1] en [verbalisant 2] [2] gaat het hof overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman uit van één oogst die voordeel heeft opgeleverd.
Op 15 oktober 2015 is op het adres [adres 2] te Velsen-Noord een hennepkwekerij aangetroffen waarvan de planten kennelijk net waren geoogst. Het pand bevatte twee ruimtes (hierna: 1e kweekruimte en 2e kweekruimte) die waren ingericht als hennepkwekerij. [3]
Bruto opbrengst
Het hof zal in de berekening uitgaan van 379 planten. Dit is gebaseerd op het aantal in het pand aangetroffen potten, zijnde 187 potten in de 1e kweekruimte en 192 potten in de 2e kweekruimte. [4] Volgens het Rapport was het beplante oppervlak in de 1e kweekruimte 15 vierkante meter en stonden er per vierkante meter 13 hennepplanten en/of potten. In de 2e kweekruimte was het beplante oppervlak eveneens 15 vierkante meter met 13 planten en/of potten per vierkante meter. Daar hoort volgens het Rapport een minimale opbrengst van 29,1 gram per plant bij, voor zowel de 1e als de 2e kweekruimte.
De bruto opbrengst aan hennep van de oogst bedraagt dan:
1e kweekruimte: 187 planten x 29,1 gram = 5,4417 kilogram
2e kweekruimte: 192 planten x 29,1 gram
= 5,5872 kilogram
Totaal 11,0289 kilogram
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Het hof volgt daarom het rapport ‘wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontwikkelingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van november 2010 (hierna: ‘het BOOM-rapport’) op dit punt en gaat uit van een geldelijke opbrengst van € 3.280,00 per kilogram.
De totale bruto opbrengst bedraagt dan:
1e kweekruimte: 5,4417 kilogram x € 3.280,00 = € 17.848,78
2e kweekruimte: 5,5872 kilogram x € 3.280,00 =
€ 18.326,02
Totaal = € 36.174,80
Kosten
Het hof acht aannemelijk dat de veroordeelde ten behoeve van het verkrijgen van het wederrechtelijk verkregen voordeel kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.
De in mindering te brengen kosten voor de oogst zijn op basis van het BOOM-rapport als volgt:
1e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 150,00
  • Hennepstekken € 532,95
  • Variabele kosten
€ 1.305,66
2e kweekruimte:
  • Afschrijvingskosten € 150,00
  • Hennepstekken € 547,00
  • Variabele kosten
€ 1.336,56
Totale kosten (€ 1.305,66 + € 1.336,56 =) € 2.642,22.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Het door de veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door het hof geschat op € 36.174,80 -/- € 2.642,22 =
€ 33.532,58.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 33.532,58.
Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
33.532,58 (drieëndertigduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en achtenvijftig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 33.523,58 (drieëndertigduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en achtenvijftig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2019.
mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 1] van10 april 2019 opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het Gerechtshof Amsterdam.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 2] van10 april 2019 opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het Gerechtshof Amsterdam.
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 21 oktober 2015, met nummer PL100-2015213950-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
4.Het rapport, blad 2 en blad 3.