ECLI:NL:GHAMS:2019:4718
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na voorlopige hechtenis en ongewenstverklaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een gewezen verdachte, die schadevergoeding vroeg voor de ondergane voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift was op 25 juni 2019 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 29 oktober 2019 zijn standpunt kenbaar gemaakt. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B. Krämer, was niet aanwezig tijdens de behandeling in raadkamer. De verdachte had schade geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis, die hij op 1 november 2015 had ondergaan. Het hof oordeelde dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid, zoals vastgelegd in artikel 90 Sv. Het hof overwoog dat de verdachte in het verleden meerdere keren de strafwet had overtreden en dat hij na zijn ongewenstverklaring in Nederland was gebleven. Ondanks deze omstandigheden kwam de verdachte in aanmerking voor een schadevergoeding, maar het hof besloot om een lagere vergoeding toe te kennen dan gebruikelijk, namelijk € 750,00 voor de ondergane voorlopige hechtenis en € 550,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het hof, die de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker beval. De voorzitter van het hof gaf ook opdracht tot de tenuitvoerlegging van de beschikking, waarbij een totaalbedrag van € 1.300,00 aan de verzoeker moest worden overgemaakt.