ECLI:NL:GHAMS:2019:4715
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor schade door voorlopige hechtenis en verzekering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan over een verzoekschrift van verzoeker, geboren in Hongarije, die schadevergoeding eiste wegens ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift is op 15 juli 2019 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 17 september 2019 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 4 december 2019 was verzoeker niet aanwezig. Verzoeker claimde een schadevergoeding van € 36.485,00, vermeerderd met een factor 2, en € 540,00 voor rechtsbijstandskosten. Het hof oordeelde dat de standaardvergoeding voor immateriële schade, zoals vastgesteld in eerdere jurisprudentie, van toepassing was. Het hof concludeerde dat verzoeker onvoldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond om van de standaardbedragen af te wijken. Het hof kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 36.485,00 voor de immateriële schade en € 550,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het hof de billijkheid van de vergoedingen in overweging nam. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en griffier en is op dezelfde dag openbaar gemaakt.