ECLI:NL:GHAMS:2019:4715

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
000891-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor schade door voorlopige hechtenis en verzekering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan over een verzoekschrift van verzoeker, geboren in Hongarije, die schadevergoeding eiste wegens ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het verzoekschrift is op 15 juli 2019 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 17 september 2019 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 4 december 2019 was verzoeker niet aanwezig. Verzoeker claimde een schadevergoeding van € 36.485,00, vermeerderd met een factor 2, en € 540,00 voor rechtsbijstandskosten. Het hof oordeelde dat de standaardvergoeding voor immateriële schade, zoals vastgesteld in eerdere jurisprudentie, van toepassing was. Het hof concludeerde dat verzoeker onvoldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond om van de standaardbedragen af te wijken. Het hof kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 36.485,00 voor de immateriële schade en € 550,00 voor de kosten van rechtsbijstand. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij het hof de billijkheid van de vergoedingen in overweging nam. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en griffier en is op dezelfde dag openbaar gemaakt.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000891-19 (89 Sv) en 000890-19 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-003791-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1983,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. L.M. Lalji,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 15 juli 2019 ingekomen.
Op 17 september 2019 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 4 december 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamerzitting verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 36.485,00, vermenigvuldigd met de factor 2;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 540,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 26 april 2019 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Verzoeker is op 19 juli 2016 aangehouden in Hongarije en heeft aldaar tot 29 juli 2016 in een politiecel verbleven. Vanaf 29 juli 2016 tot en met 31 juli 2016 heeft verzoeker in Nederland in een politiecel verbleven. Van 1 augustus 2016 tot en met 12 oktober 2017 heeft verzoeker in een huis van bewaring verbleven.
Verzoeker heeft verzocht om een forfaitaire schadevergoeding, vermenigvuldigd met de factor 2.
De standaardvergoeding voor schade ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis wordt geacht met name de immateriële schade te vergoeden (ECLI:NL:GHDHA:2014:4159). Mits deugdelijk onderbouwd kan ook bijkomende materiële schade, zoals inkomensschade, worden vergoed. Onder zeer bijzondere omstandigheden kan van de standaardbedragen voor immateriële schade worden afgeweken. Het is aan verzoeker om deze bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken.
Het hof is van oordeel dat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd onvoldoende is om meer dan een forfaitaire vergoeding toe te wijzen.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 36.485,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een forfaitaire vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 36.485,00 (zesendertigduizend vierhonderdvijfentachtig euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, P.F.E. Geerlings en M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 24 december 2019.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 37.035,00 (zevenendertigduizend vijfendertig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer derdengelden mr. L.M. Lalji o.v.v. schadevergoeding [verzoeker].
Amsterdam, 24 december 2019.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.