ECLI:NL:GHAMS:2019:4713

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
23-000632-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis wegens lange duur van het onderzoek en vertraging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2019 een beschikking gegeven over het verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1991 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard. Het hof heeft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar het verzoek tot schorsing toegewezen. De beslissing om de voorlopige hechtenis te schorsen is genomen in het licht van de lange duur van het onderzoek en de vertraging die op verschillende momenten is opgetreden. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, zijn gehoord in raadkamer. Het hof heeft vastgesteld dat de inhoudelijke behandeling van de zaak nog niet op korte termijn kan plaatsvinden, wat heeft geleid tot de beslissing om de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van 2 januari 2020, onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere dat de verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis en dat hij bij elke oproeping van een justitiële instantie in persoon zal verschijnen. De beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboortedatum] 1991,
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

De feiten en de rechtsgang

Gezien het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte van 10 december 2019;
Gezien de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 3 februari 2017;
Gehoord in raadkamer op 18 december 2019, de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte;
Gezien het bepaalde in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Anders dan de raadsman ziet het hof in de uitkomst van de recente NFI-onderzoeken geen reden om niet langer ernstig bezwaren voor alle drie op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten aanwezig te achten. Het hof tekent in dit verband aan dat de rechtbank het bewijs voor
feit 1 niet uitsluitend heeft aangenomen op grond van de verklaring van de getuige [naam 2] en het DNA-spoor op het mes met nummer 1667NL.
De zaak was gepland voor inhoudelijke afdoening op 24 december 2018. Het hof heeft zich toen genoodzaakt gezien het onderzoek te heropenen voor het doen van nader onderzoek. Dit onderzoek heeft lang geduurd en is mogelijk nog steeds niet afgerond, zo blijkt uit hetgeen de advocaat-generaal in raadkamer naar voren heeft gebracht. Een datum voor een inhoudelijke behandeling is nog niet bekend en het zittingsrooster van het hof maakt dat inhoudelijke behandeling op korte termijn niet waarschijnlijk is.
Het hof ziet in de lange duur van het onderzoek en de vertraging die op verschillende momenten is opgetreden aanleiding om de voorlopige hechtenis per een toekomstige datum te schorsen. Hoewel de schok van de rechtsorde meer op de achtergrond is komen te staan door het tijdsverloop, zou deze schok zich opnieuw doen voelen als verdachte kort voor de jaarwisseling in vrijheid zou worden gesteld, aangezien dat het moment is geweest dat de feiten hebben plaatsgevonden. Om die reden zal het hof de voorlopige hechtenis schorsen met ingang van
2 januari 2020 te 12:00 uur tot aan de volgende inhoudelijke behandeling van de zaak.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
WIJST TOE het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
SCHORST het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
2 januari 2020 te 12:00 uurtot aan de volgende inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak, onder de voorwaarden dat de verdachte:
1. indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
2. ingeval hij wegens het feit waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
3. bij iedere oproeping vanwege een justitiële instantie in persoon zal verschijnen;
4. zich niet zal schuldig maken aan strafbare feiten;
5. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
6. elke adreswijziging schriftelijk door zal geven aan de advocaat-generaal in het ressortsparket Amsterdam onder vermelding van het parketnummer 23-000632-17;
7. op geen enkele wijze contact legt of onderhoudt, met
 de nabestaanden en/of familieleden van wijlen [naam 1] ;
 de getuige [getuige 1] ;
 de getuige [getuige 2] ;
 [naam 2] ;
 [naam 3] en [naam 4] ;
 en de overige bij de incidenten betrokken personen.
Deze beschikking is gegeven op 18 december 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. F.A. Hartsuiker en J.J.J. Schols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt deze beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 18 december 2019,
de advocaat-generaal