ECLI:NL:GHAMS:2019:4709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
23-004371-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugstransportzaak na onvoldoende bewijs van opzet en betrokkenheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren op Curaçao in 1989 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de betrokkenheid bij de invoer van verdovende middelen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 9 april 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging stelde dat de verdachte geen opzet had op de invoer van verdovende middelen en dat zijn handelingen niet gekwalificeerd konden worden als medeplegen. Het hof heeft vastgesteld dat op 8 augustus 2018 een controle plaatsvond op Schiphol, waar een pakket cocaïne werd aangetroffen in de koffer van medeverdachte [medeverdachte 1]. De verdachte was naar Schiphol gekomen om [medeverdachte 1] op te halen, maar het hof kon niet vaststellen dat hij op de hoogte was van de drugs in haar bagage.

Na beoordeling van de bewijsstukken en verklaringen, concludeerde het hof dat er onvoldoende bewijs was om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte opzet had op de invoer van de drugs. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als subsidiaire tenlastelegging. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om opzet en betrokkenheid duidelijk aan te tonen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004371-18
datum uitspraak: 23 april 2019
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-157453-18 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij in de periode van 7 augustus 2018 tot en met 8 augustus 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) hebbende verdachte en/of haar mededader(s), daartoe
- voornoemde [medeverdachte 1] instructies en/of aanwijzingen heeft gegeven en/of afspraken heeft gemaakt met elkaar en/of met anderen en/of
- een foto van voornoemde [medeverdachte 1] heeft gemaakt en/of verstuurd en/of ontvangen
- voornoemde [medeverdachte 1] heeft afgehaald van Schiphol en/of
- voornoemde [medeverdachte 1] heeft benaderd en/of een omhelzing en een kus heeft gegeven en/of
- voornoemde [medeverdachte 1] bloemen heeft gegeven en/of heeft overhandigd en/of
- de bagagekar van voornoemde [medeverdachte 1] heeft gepakt en/of heeft meegenomen en/of
- voornoemde [medeverdachte 1] heeft begeleid van Schiphol naar een parkeergarage en/of
- voornoemde [medeverdachte 1] heeft vervoerd en/of vervoer heeft geregeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman – kort samengevat – aangevoerd dat 1) de verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op de invoer van verdovende middelen nu, voor zover al kan worden uitgegaan van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (
hierna: [medeverdachte 1]), daaruit niet blijkt dat de verdachte wetenschap van de in de koffer van [medeverdachte 1] aanwezige verdovende middelen heeft gehad en 2) de handelingen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] (
hierna: [medeverdachte 2]), te weten het afhalen van [medeverdachte 1], niet gekwalificeerd kunnen worden als medeplegen ex artikel 47, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Relevante feiten en omstandigheden
Het hof neemt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende als vaststaand aan.
Op 8 augustus 2018 wordt een verscherpte controle uitgevoerd op vlucht [vlucht] vanuit Curaçao. In de bodem van de deksel van de koffer van [medeverdachte 1] wordt een transparant pakket aangetroffen. Op basis van de positieve kleurreactie van de cocaïnetest wordt aangenomen dat de aangetroffen stof vermoedelijk cocaïne bevat, hetgeen na onderzoek door het Douane Laboratorium wordt bevestigd. Hierop is [medeverdachte 1] als verdachte van vermoedelijke overtreding van de Opiumwet aangehouden. Na haar aanhouding maakt [medeverdachte 1] verbalisant [verbalisant], ongevraagd, duidelijk dat ze haar medewerking wil verlenen om haar afhalers te ontmaskeren. Zij verklaart dat ze van de organisatie van de smokkel van de verdovende middelen de instructie heeft gekregen na het passeren van de Douanebalie naar buiten te lopen, dat zij zou worden afgehaald door een man met getinte huidskleur, kort geschoren haar en tatoeages en dat zij door haar afhaler zou worden omhelsd. De man die haar zou komen afhalen zou bovendien een bloem bij zich hebben.
Blijkens zijn eigen verklaring is de verdachte op 8 augustus 2018 samen met en op verzoek van [medeverdachte 2] naar Schiphol gekomen om [medeverdachte 1] aldaar op te halen. Na op Schiphol te zijn aangekomen heeft de verdachte, in opdracht van [medeverdachte 2], een bos bloemen gekocht.
Op basis van de bewegende camerabeelden, vastgelegd door het Camera Toezicht Ruimte (CTR) van de Koninklijke Marechaussee, blijkt dat, nadat [medeverdachte 1] via de schuifdeuren het voor het publiek toegankelijke gedeelte van Terminal Aankomst 4 betreedt, zij door de verdachte wordt benaderd en hij haar een omhelzing, een kus en een bos bloemen geeft. Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] vroeg de verdachte, die niet aan het aan haar opgegeven signalement van de afhaler voldeed, haar om hem tijdens de omhelzing te kussen “om het goed te laten lijken. Vervolgens neemt de verdachte de bagagekar van [medeverdachte 1] over, waarna zij gezamenlijk in de richting van Schiphol Plaza en, vervolgens, in de richting van parkeergarage P1 lopen, alwaar [medeverdachte 2] met zijn auto op hen staat te wachten.
Het hof acht het voorgaande niet toereikend om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat hij met zijn handelwijze op de luchthaven een bijdrage heeft willen leveren aan de (verlengde) invoer van de drugs. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat uit het voorgaande noch uit andere stukken uit het dossier met een voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat [medeverdachte 1] drugs in haar bagage zou hebben.
Dat de verdachte zich door middel van een van de tenlastegelegde handelingen aan de voorbereiding of bevordering van een drugstransport heeft schuldig gemaakt, is het hof evenmin gebleken.
Bij die stand van zaken dient de verdachte zowel van het primair als van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 april 2019.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]