ECLI:NL:GHAMS:2019:4697

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
23-000616-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van oplichting en diefstal door een verdachte met recidive in het hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van meerdere gevallen van oplichting en diefstal, waarbij hij zich telkens voordeed als een bonafide klant die goederen kwam retourneren. Het hof oordeelde dat de verdachte op verschillende tijdstippen in 2016 en 2017 in Heemskerk, door het aannemen van een valse hoedanigheid, medewerkers van verschillende winkels heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen en goederen. De verdachte heeft onder andere 36 blikjes Red Bull, geldbedragen en een mobiele telefoon gestolen. Het hof achtte de oplichtingen en diefstal bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met zijn veelvuldige recidive. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte onder beschermingsbewind staat en niet zelfstandig kon procederen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de verdachte strafbaar verklaarde voor de bewezen feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000616-18
Datum uitspraak: 24 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 februari 2018 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-071627-17, 15-140330-17, 15-226487-17, 15-216542-14 (TUL), 15-700375-13 (TUL), 15-096584-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 15-071627-17:
primair
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Heemskerk, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerkster van [winkel 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld
(38,70 euro), door bij die medewerkster van [winkel 1] (LED) lampen te retourneren die verdachte (wederrechtelijk) uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
subsidiair
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Heemskerk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, zes, in elk geval één of meer LED lamp(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] (locatie [locatie]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zaak met parketnummer 15-140330-17:
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2017 te Heemskerk, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 36 blikjes Red Bull, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2017 tot en met 5 mei 2017 te Heemskerk, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerkster van [winkel 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 119,75 euro), door bij die medewerkster van [winkel 2] T-shirts en/of schoenen te retourneren die verdachte (wederrechtelijk) uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
zaak met parketnummer 15-226487-17:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2017 te Heemskerk, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerkster van [winkel 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag (van ongeveer 15 euro), door bij die medewerkster van [winkel 3] zonnebrand en/of tandpasta, althans enig goed, te retourneren die verdachte (wederrechtelijk) uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2017 te Heemskerk, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerkster van [winkel 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een tegoedbon (ter waarde van ongeveer 41,50 euro), door bij die medewerkster van [winkel 4] rollen behang, althans enig goed, te retourneren die verdachte (wederrechtelijk) uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
3.
hij op of omstreeks 25 oktober 2017 te Heemskerk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung S4, kleur zwart) en/of een fooienpotje (met daarin ongeveer 20 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [winkel 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd nu het hof tot andere beslissingen komt.

Bewijsoverweging

Het hof overweegt met betrekking tot het door de verdachte gebruikte oplichtingsmiddel bij de feiten zoals ten laste gelegd in de zaak met parketnummer 15-071627-17, in de zaak met parketnummer 15-140330-17 onder 2 en in de zaak met parketnummer 15-226487-17 onder 1 en 2 het volgende.
Het hof stelt voorop dat bij het oplichtingsmiddel dat bestaat uit het aannemen van een valse hoedanigheid het er in de kern om gaat dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de ‘persoon’ van de verdachte wat betreft diens hoedanigheid, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.
De in de rechtspraak wel gebruikte formulering dat een verdachte zich als een ‘bonafide’ deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
De verdachte heeft zich bij de feiten zoals hiervoor aangeduid steeds voorgedaan alsof hij de betreffende goederen rechtmatig tegen betaling van de koopprijs in de betrokken winkel had verkregen, terwijl dit niet het geval was. De verdachte heeft zich aldus valselijk voorgedaan als bonafide wederpartij die goederen kwam retourneren teneinde medewerkers van die winkels tot afgifte van een geldbedrag (de koopprijs) te bewegen. Daarbij heeft de verdachte steeds gehandeld met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte telkens gebruik heeft gemaakt van het oplichtingsmiddel dat bestaat uit het aannemen van een valse hoedanigheid.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-071627-17 primair, in de zaak met parketnummer 15-140330-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-226487-17 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 15-071627-17
primair:
hij op 10 november 2016 te Heemskerk, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, een medewerkster van [winkel 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (38,70 euro), door bij die medewerkster van [winkel 1] LED lampen te retourneren die verdachte wederrechtelijk uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
zaak met parketnummer 15-140330-17:
1.
hij op 4 juli 2017 te Heemskerk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 36 blikjes Red Bull, toebehorende aan [winkel 1];
2.
hij op tijdstippen in de periode van 30 april 2017 tot en met 5 mei 2017 te Heemskerk, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, een medewerkster van [winkel 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (in totaal ongeveer 119,75 euro), door bij die medewerkster van [winkel 2] T-shirts en schoenen te retourneren die verdachte wederrechtelijk uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
zaak met parketnummer 15-226487-17:
1.
hij op 18 oktober 2017 te Heemskerk, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, een medewerkster van [winkel 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (ongeveer 15 euro), door bij die medewerkster van [winkel 3] zonnebrand en tandpasta te retourneren die verdachte wederrechtelijk uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
2.
hij op 25 oktober 2017 te Heemskerk, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, een medewerkster van [winkel 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een tegoedbon (ter waarde van ongeveer 41,50 euro), door bij die medewerkster van [winkel 4] rollen behang te retourneren die verdachte wederrechtelijk uit de winkel heeft gepakt/meegenomen;
3.
hij op 25 oktober 2017 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung S4, kleur zwart) en een fooienpotje met daarin ongeveer
20 euro, toebehorende aan [benadeelde] en/of [winkel 4].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-071627-17 primair en in de zaak met parketnummer 15-226487-17 onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op telkens:
oplichting.
Het in de zaak met parketnummer 15-140330-17 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 15-140330-17 onder 1 en in de zaak met parketnummer 15-226487-17 onder 3 bewezen verklaarde levert op telkens:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte bij vonnis van 13 februari 2018 schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.
De raadsvrouw heeft verzocht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan oplichting door zich telkens bedrieglijk voor te doen als een bonafide klant die te goeder trouw goederen kwam retourneren en aldus de verkopers ertoe gebracht hem geldbedragen uit te betalen, waartoe hij niet gerechtigd was. De verdachte heeft op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van de betrokken verkopers en zich daarbij uitsluitend laten leiden door eigen financieel gewin. Feiten als deze veroorzaken schade bij de verkopers en zadelen hen daarnaast ook op met een vaak langdurige administratieve afhandeling en zijn daarmee een bron van ergernis.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en de diefstal van een mobiele telefoon van een medewerkster van een winkel alsmede van een fooienpot in die winkel. Winkeldiefstal alsook de diefstal zoals hiervoor genoemd is een misdrijf dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven en hun werknemers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is hij meermalen wegens oplichting en winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De verdachte is al langdurig verslaafd aan harddrugs en komt hierdoor veelvuldig in aanraking met justitie. Blijkens het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Haarlem van 11 juni 2019 pleegt de verdachte met name vermogensdelicten om in zijn middelengebruik te voorzien. Tot op heden heeft het opgelegde toezicht bij Fivoor, de ingezette ambulante behandeling en de klinische trajecten de hoge kans op recidive niet kunnen beïnvloeden. Het hof acht daarom het nogmaals opleggen van een voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzondere voorwaarden, niet passend. Het door de raadsvrouw overgelegde stappenplan van [website] maakt dat niet anders.
Het hof acht, gelet op het vorenstaande, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Vorderingen benadeelde partijen

Vordering van de benadeelde partij [winkel 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 321,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 119,75, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de vordering afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 140,00 wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, de proceskosten en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte dient de vordering te worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 359,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 215,40, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de vordering afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij wordt bevestigd.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep onweersproken betoogd, dat het vermogen van de verdachte onder beschermingsbewind als bedoeld in de artikelen 1:431 e.v. van het Burgerlijk Wetboek is gesteld. Hierdoor mist de verdachte de (zelfstandige) bevoegdheid tot beheer en beschikking over zijn vermogen. Die bevoegdheid ligt bij de bewindvoerder, die de verdachte bij de vervulling van zijn taak ook in rechte vertegenwoordigt. Hieruit volgt dat de verdachte niet bevoegd is zelfstandig te procederen met betrekking tot de tegen hem ingestelde vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
Het hof stelt vast dat de bewindvoerder van de verdachte niet is opgeroepen noch is verschenen. Het alsnog oproepen van de bewindvoerder in het strafgeding, opdat die de procedure van de verdachte, voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen, als formele procespartij over kan nemen, vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafgeding. Daarom zal het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. Dit laat onverlet de mogelijkheid van [winkel 2] en [benadeelde] hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (15-700375-13)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 augustus 2014 opgelegde voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 3 (drie) jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van genoemde maatregel dient te worden afgewezen, aangezien de proeftijd op 8 december 2017 is verlopen.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de proeftijd is verlopen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de duur van de gevorderde tenuitvoerlegging te matigen tot één jaar.
Het hof stelt vast dat de betreffende vordering door de officier van justitie op 17 april 2017 en daarmee binnen de proeftijd is ingediend. De vordering is echter gedaan op de voet van artikel 14h van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in samenhang met artikel 14g Sr. Deze grondslag is echter onjuist gelet op artikel 38r Sr in samenhang met artikel 509z van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De officier van justitie had de vordering afzonderlijk moeten aanbrengen op laatstgenoemde grondslag bij de rechtbank die de maatregel heeft opgelegd, zijnde de rechtbank Noord-Holland. Tegen de beslissing van de rechtbank op een dergelijke vordering staat gelet op artikel 509ff, eerste lid Sv beroep open voor zowel het openbaar ministerie als de veroordeelde bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging (15-216542-14 en 15-096584-16)

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van:
- de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 maart 2015 met parketnummer 15-216542-14 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week,
en
- de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 januari 2017 met parketnummer 15-096584-16
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat beide vorderingen worden afgewezen, aangezien in beide gevallen de proeftijd is verlopen. Deze liepen immers af op 6 april 2018 respectievelijk 23 januari 2019, aldus de advocaat generaal.
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit dat beide vorderingen worden afgewezen, omdat de proeftijd in beide gevallen is verlopen.
Het hof stelt vast dat de betreffende vorderingen door de officier van justitie op 17 april 2017 en daarmee binnen de beide proeftijden zijn ingediend.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de beide proeftijden aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Om die reden zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-071627-17 primair, in de zaak met parketnummer 15-140330-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-226487-17 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-071627-17 primair, in de zaak met parketnummer 15-140330-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-226487-17 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [winkel 2]
Verklaart de benadeelde partij [winkel 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat [winkel 2] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat [benadeelde] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart het openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 8 augustus 2014, parketnummer 15-700375-13, voorwaardelijk opgelegde
maatregel van plaatsing in een Inrichting voor Stelstelmatige Daders voor de duur van
2 (twee) jaren.
Wijst toede vordering van 17 april 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 maart 2015, parketnummer 15-216542-14, voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf van 1 (één) week.
Wijst toede vordering van 17 april 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 januari 2017, parketnummer 15-096584-16, voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf van 3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 december 2019.
Mr. M.L.M. van der Voet en mr. H.S.G. Verhoeff zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]