ECLI:NL:GHAMS:2019:4695

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
23-001945-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal met recidive en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Duitsland in 1966, is veroordeeld voor diefstal van een wc-reiniger en meerdere verpakkingen rundvlees uit een winkel in Haarlem op 1 maart 2019. De verdachte heeft de diefstal bekend en heeft een geschiedenis van recidive, met eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte is strafbaar verklaard en de op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof deze straf bevestigd, maar met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk niet meer in aanraking is gekomen met justitie. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de effectiviteit van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001945-19
Datum uitspraak: 24 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 mei 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-050541-19 en 15-083003-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 december 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2019 te Haarlem, een wc-reiniger en/of een of meerdere verpakking(en) rundvlees, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 maart 2019 te Haarlem een wc-reiniger en meerdere verpakkingen rundvlees, die aan [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken, waarvan 1 (één) week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de advocaat-generaal aanleiding een lagere straf te vorderen dan in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de laatste jaren niet is veroordeeld voor een strafbaar feit, dat detentie het door de verdachte geïnitieerde behandelingstraject zal doorbreken en dat de verdachte bij een dergelijke straf zijn woning en uitkering zal verliezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een misdrijf dat naast schade vaak veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde bedrijven en hun werknemers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 is hij meermalen wegens winkeldiefstal onherroepelijk veroordeeld en ook recent nog met justitie in aanraking gekomen, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof ziet, gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof betrekt daarbij het reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Haarlem van 5 december 2019, met als bijlage het reclasseringsadvies van voornoemde organisatie van 15 mei 2019, waaruit volgt dat het de verdachte ondanks ambulante behandeling en hulp en begeleiding bij het op orde krijgen van zijn financiën niet lukt rond te komen van zijn inkomen. In het advies van 15 mei 2019 is vermeld dat de verdachte zijn middelengebruik (alcohol, cocaïne en methadon) niet als problematisch ervaart en hij niet de wens heeft om aan dat gebruik een einde te maken. Justitiecontacten zijn kennelijk het gevolg van bewuste keuzes. Weliswaar lijkt de verdachte blijkens het advies van 5 december 2019 inmiddels gemotiveerd te zijn voor een plan van aanpak en heeft hij te kennen gegeven abstinent te willen raken van middelen, maar is het middelengebruik in afgelopen periode desondanks juist toegenomen.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden zoals deze naar voren komen in de genoemde reclasseringsadviezen en ook in hetgeen overigens door de raadsman naar voren is gebracht geen redenen af te wijken van de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf. Het hof gaat er, gelet op de beperkte duur van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, vanuit dat de verdachte zijn woning niet zal verliezen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2017 onder parketnummer 15-083003-17 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman heeft subsidiair verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet geen aanleiding, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de strafoplegging in de onderhavige strafzaak, tot omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf,
1 (één) week, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2017, parketnummer 15-083003-17, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 december 2019.
========================================================================
[…]