In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Duitsland in 1966, is veroordeeld voor diefstal van een wc-reiniger en meerdere verpakkingen rundvlees uit een winkel in Haarlem op 1 maart 2019. De verdachte heeft de diefstal bekend en heeft een geschiedenis van recidive, met eerdere veroordelingen voor winkeldiefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte is strafbaar verklaard en de op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof deze straf bevestigd, maar met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk niet meer in aanraking is gekomen met justitie. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de effectiviteit van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen.