ECLI:NL:GHAMS:2019:4598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
23-004360-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1955, was betrokken bij een verkeersongeval op 12 april 2016 te Oudkarspel, waarbij hij onder invloed van alcohol een aanrijding veroorzaakte. De verdachte reed met een alcoholpromillage van 0,95 mg/ml en had een maagverkleining ondergaan, wat zijn alcoholverwerking beïnvloedde. Tijdens het rijden was hij in gedachten verzonken en merkte hij een file van stilstaande voertuigen niet op, waardoor hij met hoge snelheid op de achterzijde van een stilstaande auto botste. Het slachtoffer, een vrouw, liep hierdoor zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenbloeding. Het hof oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, en dat zijn rijgedrag kwalificeerbaar was als schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, samen met een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De beslissing werd genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eigen letsel door het ongeval.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004360-18
datum uitspraak: 17 december 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-239767-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 12 april 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Zafira), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N245, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl
- hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (te weten 0,95 mg/ml (promille)), en/of
- hij wist, althans redelijkerwijs had moeten weten, dat het nuttigen van dezelfde hoeveelheid alcohol na een maagoperatie (zoals hij, verdachte, heeft ondergaan) leid, althans kan leiden, tot een hoger alcoholpromillage dan voor die operatie met (respectievelijk) dezelfde nadelige invloed op de rijvaardigheid, en/of
- zijn zicht niet werd belemmerd,
op zodanige wijze de kruising van de Provincialeweg N245 en de Warmenhuizerweg te naderen, dat hij, verdachte, een file van stilstaande en/of langzaam rijdende auto's op zijn weggedeelte/rijbaan voorafgaand aan die kruising niet (tijdig) heeft opgemerkt, waardoor hij niet in staat is geweest om een (achter in die file) stilstaande en/of langzaam rijdende personenauto (merk Peugeot, type 208) te ontwijken en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, motorrijtuig met hoge en/of onverminderde snelheid op/tegen/in die personenauto is (aan)gereden/gebotst,
(en/of (vervolgens) tegen/op een zich in die file bevindende personenauto (merk Ford, type Focus) is (aan)gereden/gebotst, waardoor laatstgenoemde personenauto (vervolgens) op/tegen een andere zich in die file bevindende personenauto (merk Renault, type Traffic) is (aan)gereden/gebotst)
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en/of kneuzing van (een deel van) de hersenen/het hoofd, althans een hersenschudding, in elk geval hoofd- en/of hersenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiairhij op of omstreeks 12 april 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Opel, type Zafira), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N245,
terwijl
- hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (te weten 0,95 mg/ml (promille)), en/of
- hij wist, althans redelijkerwijs had moeten weten, dat het nuttigen van dezelfde hoeveelheid alcohol na een maagoperatie (zoals hij, verdachte, heeft ondergaan) leid, althans kan leiden, tot een hoger alcoholpromillage dan voor die operatie met (respectievelijk) dezelfde nadelige invloed op de rijvaardigheid, en/of
- zijn zicht niet werd belemmerd,
op zodanige wijze de kruising van de Provincialeweg N245 en de Warmenhuizerweg is genaderd, dat hij, verdachte, een file van stilstaande en/of langzaam rijdende auto's op zijn weggedeelte/rijbaan voorafgaand aan die kruising niet (tijdig) heeft opgemerkt,
waardoor hij niet in staat is geweest om een (achter in die file) stilstaande en/of langzaam rijdende personenauto (merk Peugeot, type 208) te ontwijken en/of
(vervolgens) met zijn, verdachtes, voertuig met hoge en/of onverminderde snelheid op/tegen/in die personenauto is (aan)gereden/gebotst, en/of
(vervolgens) tegen/op een zich in die file bevindende personenauto (merk Ford, type Focus) is (aan)gereden/gebotst, waardoor laatstgenoemde personenauto (vervolgens) op/tegen een andere zich in die file bevindende personenauto (merk Renault, type Traffic) is (aan)gereden/gebotst, waardoor een of meer perso(o)n(en) letsel heeft/hebben gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er was geen file met stilstaande auto’s, maar van een rij met auto’s die in beweging waren en plotseling moesten remmen, waarna de verdachte tegen de achterste auto is opgereden. Dit blijkt uit de verklaring van de getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat hij plotseling moest remmen voor de verkeerslichten. Voorts wist de verdachte niet dat hij met zijn maagverkleining, na het drinken van één of twee glazen alcohol, dusdanig onder invloed zou zijn dat zijn rijvaardigheid hierdoor zou worden beïnvloed. Aldus was er sprake van één verkeersfout nu de verdachte slechts een kort moment met zijn gedachten niet bij het verkeer is geweest. Het gedrag van de verdachte was weliswaar aanmerkelijk onvoorzichtig, maar niet zeer onvoorzichtig, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Toetsingskader
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is vereist dat het rijgedrag van de verdachte zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende vast komen te staan.
Verdachte is op 12 april 2016 omstreeks 16:15 uur als bestuurder van een personenauto op de Provincialeweg N245 (Schagerweg) te Oudkarspel ingereden op een rij auto’s die voor een rood verkeerslicht stond. Hierdoor is hij met de voorzijde van zijn auto gebotst tegen de achterzijde van een witte Peugeot 208, bestuurd door mevrouw [slachtoffer]. De auto van [slachtoffer] is door de botsing naar links uit de file geschoven de middenberm in, is daar tegen een verkeersbord aangebotst, en is daarna de oostelijke rijbaan overgereden en vervolgens in de oostelijke berm tot stilstand gekomen. [slachtoffer] heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en kneuzing van (een deel van) de hersenen opgelopen.
Op de dag van het ongeval, om 19.30 uur, is bij de verdachte bloedonderzoek verricht. Hieruit is gebleken dat de verdachte tijdens het ongeval onder invloed van alcohol was. Het alcoholpercentage in zijn bloed was 0,95 mg/ml. Het geanalyseerde bloed is 2,5 uur na het incident afgenomen, waardoor blijkens het zich bij de stukken bevindende NFI-rapport de hoeveelheid alcohol in het bloed ten tijde van het incident nog 0,25 mg hoger kan zijn geweest. Volgens dat zelfde rapport is anderzijds aannemelijk dat de concentraties alcohol in bloed bij personen die een maagverkleining hebben ondergaan twee keer zo hoog zijn bij een zelfde alcoholinname, hetgeen betekent dat aannemelijk is dat de verdachte de helft aan alcohol heeft geconsumeerd die past bij de bij hem gemeten hoeveelheid alcohol in het bloed. In het NFI rapport wordt geschat dat de verdachte twee standaardeenheden alcohol heeft geconsumeerd.
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie van 3 juni 2016 verklaard dat hij op de ochtend van het ongeluk bij zijn ouders was, en dat hij terug naar huis reed. Hij reed de route dagelijks en kwam vaak over de Schagerweg. Het was die dag mooi weer en er was geen regen of wind.
Hij heeft een gastric bypass-operatie ondergaan, waarbij zijn maag met 70 procent is verkleind. Door de operatie is de opname van zijn voedsel compleet anders geworden. Als hij drank drinkt, stijgt de waarde bij hem veel sneller dan bij andere mensen. Er zitten grotere pieken in de alcoholwaardes, aldus de verdachte zelf. Hij gebruikte voorts tabletten voor zijn longen en pijnbestrijders. Hij had deze de ochtend van het ongeval ingenomen. Op zijn medicatie stond: “Voorzichtig met alcohol”.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 november 2018 verklaard dat toen hij op 12 april 2016 naar huis reed, hij in gedachten verzonken was. Hij heeft de botsing niet zien aankomen.
Getuige [getuige 2] heeft op 12 april 2016 bij de politie verklaard dat hij op 12 april 2016 omstreeks 16.15 uur over de Schagerweg/N245 in de richting van Schagen reed. Op een afstand van 250 meter voor het verkeerslicht bij de kruising Schagerweg/Warmenhuizerweg stond hij stil omdat het verkeerslicht op rood stond. Toen het verkeerlicht vervolgens weer groen werd en het verkeer voor hem weer begon te rijden, hoorde hij achter zich een enorme klap. Hij keek toen direct in zijn buitenspiegels en zag in zijn linkerbuitenspiegel dat een witte auto, die achter hem in de rij stond, werd gelanceerd.
Getuige [getuige 3] heeft in haar verklaring bij de politie van 12 april 2016 verklaard dat zij op 12 april 2016 omstreeks 16.15 uur over de Schagerweg/N245 ter hoogte van Oudkarspel in de richting van Schagen reed. Achter haar reed een witte auto. Op ongeveer 300 meter van het verkeerslicht moest zij remmen, omdat er een rij auto’s voor het rode verkeerslicht verderop stond. Toen zij remde zag zij de auto achter zich ook gewoon remmen. Toen zij vervolgens stil stond zag zij in haar spiegel dat er achter het witte voertuig dat achter haar stil stond, nog een auto kwam aanrijden. Zij zag vervolgens dat dit voertuig het witte voertuig achter haar aan de achterzijde raakte. Vervolgens voelde zij een klap. Uiteindelijk zag zij dat er een voertuig aan de achterkant tegen haar auto stil stond.
Uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2017 is gebleken dat er geen remsporen zijn aangetroffen waarbij de verdachte geblokkeerd heeft geremd.
Was er een file en werd er plotseling geremd?
Het hof stelt op grond van voormelde verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] vast dat er een file dan wel lange rij auto’s op de rijbaan stond, waarbij de auto’s stil stonden voor een verkeerslicht. Het hof leest de verklaring van getuige [getuige 1] dat hij plotseling moest remmen voor de verkeerslichten derhalve niet als zou er in het geheel geen sprake zijn van de door [getuige 2] en [getuige 3] bedoelde – betrekkelijk lange - file.
Uit de verklaring van [getuige 1] kan wel worden afgeleid dat er geremd moest worden voor die file, maar mede gelet op de overige verklaringen van betrokken verkeersdeelnemers concludeert het hof dat er voldoende tijd en gelegenheid was om te remmen. De verdachte heeft de file in het geheel niet opgemerkt, en hij is met onverminderde snelheid op de auto van [slachtoffer] ingereden, die als achterste auto in de file stilstond. Van omstandigheden waardoor de verdachte die file niet of minder snel kon opmerken, is niet gebleken. Het was droog en helder weer. De verdachte reed op een stuk weg, vanwaar het overzicht op de weg voor hem alsmede de naderende verkeerslichten goed moet zijn geweest.
Conclusies
Gelet op deze feiten en omstandigheden moet de rij met auto’s over langere afstand duidelijk zichtbaar zijn geweest voor de verdachte. Het hof concludeert dan ook dat de verdachte gedurende enige momenten – in gedachten verzonken - niet heeft opgelet op de weg en het verkeer dat zich op de weg bevond. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte bekend was met de verkeerssituatie en dus wist dat hij verkeerslichten naderde.
Daarbij verkeerde de verdachte tijdens het rijden onder invloed van alcohol. Uit de door de verdachte afgelegde verklaringen bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg leidt het hof af dat hij wist dat het gebruik van alcohol als gevolg van de ondergane maagoperatie bij hem tot een hoger alcoholpromillage in zijn bloed leidde, dan voor die operatie. De verdachte heeft op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit een nadelige invloed zou hebben op de rijvaardigheid.
Het verweer dat geen bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde kan volgen, volgt het hof op grond van voorgaande niet. Anderzijds is het hof, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, niet van oordeel dat sprake is geweest van ‘zeer’ onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van de verdachte, maar wel van ‘aanmerkelijke’ onvoorzichtigheid en onoplettendheid van de verdachte.
Alles overwegend is het hof van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte is te kwalificeren als aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairhij op 12 april 2016 te Oudkarspel, gemeente Langedijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, merk Opel, type Zafira, daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N245, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl
- hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 (te weten 0,95 mg/ml (promille)), en
- hij wist dat het nuttigen van dezelfde hoeveelheid alcohol na een maagoperatie (zoals hij, verdachte, heeft ondergaan) kan leiden tot een hoger alcoholpromillage dan voor die operatie met respectievelijk dezelfde nadelige invloed op de rijvaardigheid, en
- zijn zicht niet werd belemmerd,
op zodanige wijze de kruising van de Provincialeweg N245 en de Warmenhuizerweg te naderen, dat hij, verdachte, een file van stilstaande en/of langzaam rijdende auto's op zijn weggedeelte/rijbaan voorafgaand aan die kruising niet heeft opgemerkt, waardoor hij niet in staat is geweest om een achter in die file stilstaande of langzaam rijdende personenauto (merk Peugeot, type 208) te ontwijken en vervolgens met zijn, verdachtes, motorrijtuig met onverminderde snelheid tegen die personenauto is aangereden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenbloeding en kneuzing van (een deel van) de hersenen werd toegebracht.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, voorts tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, voorts tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en voorts tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte is, terwijl hij onder invloed was van alcohol, tegen de auto van het slachtoffer [slachtoffer], die als achterste auto in een file stond, gereden. Ten gevolge daarvan heeft [slachtoffer] zeer ernstig letsel opgelopen, waarvan zij tot op de dag van vandaag nog veel last heeft, zoals is gebleken uit de door de advocaat-generaal voorafgaand aan de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2019 per e-mail toegezonden slachtofferverklaring. Zij heeft twee en een halve week in het ziekenhuis verbleven, en is vervolgens maandenlang dag en nacht thuis verzorgd door haar naasten, waarbij zij volledig afhankelijk was van hun zorg. Zij heeft als gevolg van het ongeval blijvende schade in haar hersenen opgelopen, is voor 55% afgekeurd in haar werk, heeft diverse bestuursfuncties moeten neerleggen en kan geen ondersteunende moeder en oma voor haar kinderen en kleinkinderen meer zijn.
Het hof stelt voorop dat de door de rechtbank opgelegde straffen, waaronder de deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, in beginsel passend zijn voor de door de verdachte begane feiten. Dit is ook tot uitdrukking gebracht in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en met de straffen die in de regel in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Het hof houdt rekening met het feit dat de verdachte door het ongeval zelf ook ernstig letsel heeft opgelopen, zijn beide knieën zijn verbrijzeld, waardoor hij zich nog slechts korte stukjes lopend kan verplaatsen, en hij voor zijn mobiliteit in sterke mate afhankelijk is van zijn auto.
Het hof ziet in de uitgebreid ter terechtzitting in hoger beroep besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf, een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.J.A. Duker en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. E.C. van der Drift, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2019.
=========================================================================
[…]