ECLI:NL:GHAMS:2019:4550
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging en aanvulling van gronden in hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake cocaïnehandel
Op 17 december 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 1 februari 2019 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1989, die zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne gedurende een periode van drie maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin een gevangenisstraf van zes maanden was opgelegd. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, geëist, naast een taakstraf van 200 uur.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met verbeterde en aangevulde gronden. De verdediging voerde aan dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een ernstige doorkruising zou zijn van de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, die momenteel een halfjaarcontract heeft bij een installateursbedrijf. De verdachte heeft verklaard dat hij cocaïne heeft gedeald om zijn motorsportactiviteiten te financieren, maar het hof oordeelt dat deze beweegreden opportunistisch is en onvoldoende rekening houdt met de gevolgen van zijn daden voor anderen.
Het hof concludeert dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet voldoende zijn om van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te zien. De opgelegde straf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, wordt als passend en geboden beschouwd. Het hof bevestigt derhalve het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.