Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Overwegingen van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland over de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Haarlem. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 504.000, wat na bezwaar werd verlaagd naar € 485.000. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Oosters, ging in hoger beroep. Het Hof Amsterdam, onder leiding van de voorzitter B.A. van Brummelen, heeft op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar geslaagd was in zijn bewijslast dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank had vastgesteld dat de waarde van de woning was onderbouwd met vergelijkingsobjecten die voldoende vergelijkbaar waren. De belanghebbende had niet voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de waarde lager moest zijn. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten van de procedure werden niet toegewezen.