ECLI:NL:GHAMS:2019:4515

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
200.256.925/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurder vordert schadevergoeding voor gebreken aan gehuurde woning, causaal verband en schadeomvang onvoldoende onderbouwd

In deze zaak heeft de huurder, [appellant], een vordering ingesteld tegen de verhuurder, [geïntimeerde], voor schadevergoeding als gevolg van gebreken aan de gehuurde woning. De huurder heeft de verhuurder verzocht om diverse gebreken te herstellen, waaronder waterschade aan het laminaat door lekkage. De Huurcommissie heeft vastgesteld dat er gebreken waren, maar de huurder heeft in hoger beroep enkel de afwijzing van de schadevergoeding voor geluidsboxen betwist. De kantonrechter had de verhuurder veroordeeld tot herstel van enkele gebreken en tot betaling van een bedrag voor restitutie van huur en servicekosten, maar de vordering tot schadevergoeding voor de geluidsboxen werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

In hoger beroep heeft de huurder aangevoerd dat de schade aan de geluidsboxen het gevolg is van de lekkage die door de verhuurder niet is hersteld. De huurder heeft een rapport van Bouwkundig Adviesbureau Zwanenburg overgelegd ter onderbouwing van zijn vordering. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen causaal verband is aangetoond tussen de lekkages en de schade aan de geluidsboxen. De huurder heeft niet voldoende bewijs geleverd voor de schadeomvang en de waarde van de boxen. Het hof heeft de grief van de huurder verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de huurder is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.256.925/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 7004041\CV EXPL 18-4118
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 december 2019
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. A.W. Hoogland te Den Helder,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.J.J. van der Heiden te Den Helder.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 22 maart 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (hierna: de kantonrechter), van 9 januari 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft, naar het hof begrijpt, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarbij de vordering tot vergoeding van schade aan geluidsboxen is afgewezen, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

2.1
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de door de kantonrechter vastgestelde, en door partijen niet bestreden feiten. Voor zover in hoger beroep nog van belang gaat het om het volgende.
2.2
[appellant] huurt met ingang van 1 april 2014 van [geïntimeerde] een woning in [plaats] .
2.3
[appellant] heeft [geïntimeerde] verzocht diverse gebreken in het gehuurde te herstellen.
2.4
[appellant] heeft in 2017 de Huurcommissie verzocht om verlaging van de huurprijs in verband met gebreken aan de woning. De Huurcommissie heeft een aantal gebreken vastgesteld, waaronder:
Het laminaat in de woonkamer is nat als gevolg van doorslag van de gevel. De regenwaterpijp zit los en delen van de beplating in de gevel zitten los en zijn daardoor niet waterdicht. Er loopt hierdoor water onder het laminaat in de woonkamer en bij de aansluiting van de wand op de vloer is de wandconstructie nat.

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat en zakelijk weergegeven, gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot herstel van een reeks gebreken, tot restitutie van huur en verrekening van servicekosten en tot vergoeding van schade die [appellant] stelt te hebben geleden als gevolg van de gebreken.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeeld tot herstel van een aantal gebreken en tot betaling van een bedrag van € 2.725,91 aan [appellant] wegens ‘restitutie huur’ en ‘servicekosten’. De overige vorderingen van [appellant] wees de kantonrechter af, waaronder de vordering tot vergoeding van schade aan geluidsboxen, welke schade [appellant] volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd had.
3.3
Het hof begrijpt de (conclusie in de) memorie van grieven aldus dat [appellant] enkel een grief richt tegen de afwijzing van zijn vordering tot vergoeding van schade aan geluidsboxen. [geïntimeerde] heeft dat blijkens zijn memorie van antwoord ook zo begrepen.
3.3
[appellant] heeft, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De rapporteur van de Huurcommissie heeft in zijn rapport vermeld dat er schade aan de woning is ontstaan door lekkage van regenwater. [geïntimeerde] is door de kantonrechter veroordeeld tot herstel van onder meer het beschadigde deel van het laminaat. De schade aan de geluidsboxen is door de door de Huurcommissie vastgestelde lekkage veroorzaakt. Ter nadere onderbouwing heeft [appellant] in hoger beroep een rapport van Bouwkundig Adviesbureau Zwanenburg (hierna: Zwanenburg) overgelegd. Ook daaruit blijkt volgens [appellant] dat de schade aan de geluidsboxen is ontstaan door lekkage in en aan het gehuurde, veroorzaakt door achterstallig onderhoud. [geïntimeerde] is als verhuurder voor die schade, groot € 1.998,-, aansprakelijk, aldus [appellant] .
3.4
[geïntimeerde] heeft betoogd dat in het rapport van Zwanenburg geen causaal verband is vastgesteld tussen de lekkages en het inwateren enerzijds en de schade aan de boxen anderzijds. Verder zijn er geen stukken waaruit blijkt dat de boxen € 1.998,- waard zijn. De schade is, zoals de kantonrechter terecht oordeelde, niet onderbouwd, aldus [geïntimeerde] .
3.5.
De grief kan naar het oordeel van het hof niet slagen.
In de door [appellant] als productie 13 bij inleidende dagvaarding overgelegde brief van de adviseur schade is onder meer vermeld:
Uit het expertise rapport maakt de verzekeraar op dat sinds enkele jaren een lekkage aan de gang is. (…) Wij vergoeden niet de schade die bestaat in of het gevolg is van geleidelijk (in)werkende (weers)invloeden. (…). Daaruit blijkt niet van een causaal verband tussen de lekkages en schade aan de boxen, noch van de gestelde schade-omvang. Het expertise rapport zelf is niet door [appellant] overgelegd.
In het rapport van Zwanenburg is weliswaar vermeld dat lekkages en inwateren vanuit het dak en de muren zijn geconstateerd en dat de laminaatvloer in de woonkamer door water is beschadigd, maar ook hier ontbreekt informatie omtrent een mogelijk causaal verband tussen de lekkages en schade aan de boxen en voorts omtrent de gestelde schade-omvang. [appellant] heeft ook niet duidelijk gemaakt aan welke passages in dit rapport hij een onderbouwing van zijn schadevordering ontleent.
Blijkens het bestreden vonnis (5.12) heeft [appellant] ter zitting verklaard dat twee bij drie vierkante meter van het laminaat is beschadigd. [appellant] heeft echter niet gesteld dat de geluidsboxen zich beide op dat stukje laminaat hebben bevonden.
Tijdens de zitting bij de kantonrechter heeft [appellant] blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal verklaard dat hij een nieuwe unit in de boxen heeft laten zetten, maar dat de ombouw stuk is en hij de vervangende waarde vordert. [appellant] heeft dit verder niet toegelicht. Evenmin heeft hij enig bewijs van de waarde van de boxen overgelegd. Het door hem als productie 12 bij inleidende dagvaarding overgelegde stuk van Botman Sound & Vision betreft een offerte van twee KEF R500 boxen van € 999,- per stuk en de vermelding:
De aanschafwaarde van de KEF Q11 was destijds € 1000,- per speaker.Nog daargelaten dat onduidelijk blijft of de boxen waaraan volgens [appellant] schade is ontstaan de zogenoemde KEF Q11 boxen waren, blijft ook onduidelijk wanneer die boxen zijn aangeschaft.
3.6
Bij deze stand van zaken is de vordering tot vergoeding van schade aan geluidsboxen niet toewijsbaar. De kantonrechter heeft deze vordering terecht afgewezen.
Slotsom
3.7
De grief faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover dat aan het oordeel van het hof is onderworpen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 741,00 aan verschotten en € 759,00 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Wabeke, C. Uriot en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.