3.2Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
( a) TECG is een holdingmaatschappij, opgericht op 24 januari 2013,met als strategie het middels acquisities uitgroeien tot een leidende speler in Europa op het gebied van productie en verkoop van zoet-/suikerwerken. In dat kader heeft TECG in de periode van oprichting tot en met november 2015 vijf bedrijven gekocht, met elk haar specifieke kenmerken.
( b) [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1963, is op 1 januari 2015 in dienst getreden bij TECG in de functie van Group Purchasing Director met een salaris van € 8.500,-- bruto per maand. De laatste functie die [verweerder] vervulde is die van Group Buying Director.
( c) Per 1 april 2015 is [verweerder] , naast zijn verantwoordelijkheid voor ‘Buying en PVM’ (Perfetti Van Melle), Supply Chain Management (SCM) Director geworden. Het salaris van [verweerder] is per 1 juli 2015 verhoogd van € 8.500,-- naar € 9000,-- bruto per maand.
( d) [verweerder] heeft achtereenvolgens in mei 2015, november 2015 en december 2015 certificaten van aandelen in TECG gekocht voor een totaalbedrag van € 170.290,47 (verder: de certificaten). Deze aandelen werden gehouden door de Stichting Aandelenparticipatie European Candy Group (verder: STAK).
( e) Op 17 december 2015 vond een beoordelingsgesprek plaats, waarin TECG het
functioneren van [verweerder] over het jaar 2015 heeft beoordeeld met een eindscore van 3,8 op een schaal van 1 tot en met 5, waarbij 3,0-3,9 als normaal/goed is gekwalificeerd. Deze beoordeling vormde voor TECG aanleiding om [verweerder] in januari 2016 een bonus toe te kennen van € 9.000,-- bruto, zijn maandsalaris met € 500,-- bruto te verhogen naar € 9.500,-- en hem eenmalig een bedrag van € 9.000,-- bruto toe te kennen vanwege ‘special achievement in buying & SCM’.
( f) In het beoordelingsgesprek dat plaatsvond op 19 december 2016 is het functioneren van [verweerder] over het jaar 2016 door TECG met een eindscore van 3,6 wederom als normaal/goed beoordeeld,
( g) Begin juli 2017 heeft TECG besloten tot het samenvoegen van SCM en Operations, en deze onder te brengen bij een nieuw te werven Operations Director. Voor deze functie is met ingang van 1 november 2017 [C] aangenomen.
( h) Op 8 november 2017 heeft [C] een e-mail aan [B] en [A] met als onderwerp ‘Scope [verweerder] ’ gestuurd, waarin [C] zijn visie geeft op een takenpakket voor [verweerder] .
( i) Vervolgens heeft op l5 november 2017 een gesprek plaats gevonden met [verweerder] betreffende de SCM overdracht en de inhoud van de functie Group Buying Director. [B] en [A] hebben een en ander in een e-mail van 16 november 2017 aan [verweerder] bevestigd. Daaruit blijkt dat [verweerder] zijn zorg heeft uitgesproken over de snelheid waarmee de tot dan toe door hem verrichte SCM activiteiten worden overgedragen en hij heeft voorgesteld dit gefaseerd te doen. TECG is hier niet in meegegaan, Ten aanzien van de functie-inhoud heeft TECG een voorstel aan [verweerder] gedaan en is hem gevraagd daarop te reageren.
( j) In een e-mail van 20 november 2017 heeft TECG al haar medewerkers geïnformeerd over ‘wijziging verantwoordelijkheden binnen MT Supply Chain naar Operations’. In deze e-mail schrijft TECG:
“Als organisatie hebben we begin dit jaar besloten dat, als gevolg van ontwikkelingen in de markt en in onze organisatie, de activiteiten van Supply Chain en Manufacturing samen te voegen.
[C] zal deze rol vanaf maandag 20 november 2017 gaan vervullen en de verantwoordelijkheid van [D] en [verweerder] op deze gebieden overnemen.
[D] heeft zijn taken reeds overgedragen aan [C] en zal alleen nog op afroep
beschikbaar zijn. Wij wensen hem en zijn zoon veel succes niet hun nieuwe bedrijf.
[verweerder] zal zich in zijn functie als Group Buving Director focussen op de strategische inkoop, onze belangrijkste CMA [Contract Manufacturing Management] (bijv. [X] ) relaties en strategische projecten.
Wij wensen [C] en [verweerder] veel succes in hun nieuwe uitdaging! “
( k) Op 1 december 2017 heeft [verweerder] , in reactie op eerdergenoemde e-mail van 15 november 2017, een e-mail aan [B] en [A] gezonden met onderwerp ‘mogelijke rol binnen Sales’, waarin hij zijn visie op die rol weergeeft. Daarbij schrijft [verweerder] dat hij daarvoor draagvlak nodig heeft in het MT’, in het bijzonder van [E] ( [E] , Commercieel Directeur). Daarop laat [B] diezelfde dag weten dat [A] en hij akkoord zijn met het voorstel van [verweerder] .
( l) Vervolgens heeft [verweerder] in een e-mail van 7 december 2017 aan [B] en [A] bericht:
“Afgelopen dinsdag heb ik met [E] o.a. over onderstaande mogelijke rol gesproken. [E] ziet onderstaande rol voor mij niet zitten. Hij noemde twee redenen: hij ziet de toegevoegde waarde niet en ik zou onvoldoende draagvlak hebben binnen Sales.
Gemiste kans naar mijn mening, maar aan jullie/MT, om hierover een besluit te nemen.”
( m) Daarop heeft [B] diezelfde dag in een e-mail aan [verweerder] als volgt gereageerd:
“De gesprekken zoals die zijn geweest met o.a. [F] en [E] waren ook m.n. om de verhoudingen, manier van samenwerken in team en de zorgen daarover te bespreken. We zijn benieuwd hoe jij daar de uitkomst en reflectie van ziet, stel voor zoals besproken dat je ook nog met [A] ( [A] , hof) hierover praat.
Als uit de terugkoppeling van gesprek met [E] blijkt dat rol op dit moment minder zinvol is dan sluit dat een invulling op een later moment niet uit.
De prio’s zoals die er nu liggen voor procurement, je invulling, organisatie, besparing fte en concreet actieplan /strategie bespreken we graag uiterlijk met je op 19/12 a.s.”
( n) Op 19 december 2017 vindt een beoordelingsgesprek plaats, waarin TECG het
functioneren van [verweerder] met een eindscore van 3,4 ook over het jaar 2017 weer heeft beoordeeld als normaal/goed. Onder ‘samenvattend oordeel’ heeft TECG de volgende toelichting gegeven.
“Beoordeling is op basis van Buying en CMA/PVM aangezien SCM niet meer onder de verantwoordelijkheid van [verweerder] valt.
Hectisch en teleurstellend jaar waarbij veranderingen in verantwoordelijkheid en
wijzigingen in MT noodzakelijk waren.
Zaak is nu om inkoop organisatie (‘na back to basics in 2018) en strategie vorm te geven, Q1 2018.
CMA relatie met PVA staat onder druk en resultaten zijn slecht, proces wat nu loopt om met elkaar deze significant te verbeteren vanaf 2018 zijn cruciaal.
De samenwerking en vertrouwen in het MT hebben een stevige deuk opgelopen en belangrijk is dat gesprekken van de afgelopen periode met de MT leden en directie er toe geleid hebben dat we er met elkaar vol voor gaan in 2018 en streep trekken onder het verleden.”
( o) Op 7 februari 2018 heeft [verweerder] als volgt gereageerd op bovenomschreven
beoordeling.
“Ik mis de beoordeling van ook mijn SCM (‘naast Buying en CMA/PVM) prestatie gezien mijn SCM-verantwoordelijkheid tot 20 november 2017.
Zinsnede in het samenvattend oordeel over ‘samenwerken en vertrouwen in het MT hebben een stevige deuk opgelopen etc.’: heeft alleen betrekking op rol SCM in de afgelopen maanden en niet op Buying.
CMA relatie staat onder druk: huidige CMA afspraken leiden tot onvoldoende rendement en moeten significant verbeterd worden.
Daarnaast heb ik ook tijdens het beoordelingsgesprek aangegeven dat ik het betreur dat ik de SCM verantwoordelijkheid kwijt ben en dat ik wel ‘mee wil blijven spelen/een belangrijke rol wil blijven houden om het overall resultaat op het gewenste niveau te krijgen.”
( p) Vervolgens heeft TECG op 22 februari 2018 met [verweerder] de mogelijkheid van beëindiging van de arbeidsovereenkomst besproken en op 27 februari 2017 een
beëindigingsvoorstel gedaan. Daarin wordt tot uitgangspunt genomen dat TECG, gelet op de bedrijfseconomische situatie, genoodzaakt is geweest maatregelen te treffen waardoor de functie van [verweerder] is vervallen en voor hem geen alternatieve functie voorhanden is.
( q) [verweerder] is niet akkoord gegaan met de aangeboden vaststellingsovereenkomst. Tussen partijen is een discussie ontstaan over de vraag of TECG gehouden is om bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst de certificaten terug te nemen tegen de door [verweerder] betaalde koopprijs.
( r) Op 14 maart 2018 heeft TECG aan het UWV een ontslagvergunning voor [verweerder] gevraagd op grond van bedrijfseconomische redenen, te weten organisatorische veranderingen. Bij beslissing van 7 juni 2018 heeft het UWV de gevraagde toestemming geweigerd, omdat - samengevat -TECG niet aannemelijk heeft gemaakt dat de maatregel om de arbeidsplaats van [verweerder] structureel te laten vervallen noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
( s) Op 9 en 13 juli 2018 hebben partijen onder begeleiding van een mediator met elkaar gesproken, De mediation is vervolgens beëindigd zonder een akkoord tussen partijen.
( t) Nadat de kantonrechter op 11 oktober 2018 het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had afgewezen en wedertewerkstelling had gelast heeft tussen partijen nog een zogenoemde ‘pendelmediation’ plaatsgevonden, maar zonder resultaat. Verder zijn er nog gesprekken geweest op 17 oktober 2018 en 22 januari 2019 tussen [verweerder] en de directie van TECG, waarvan een verslag in de vorm van een transcriptie zich bij de stukken bevindt.
( u) Bij e-mail van 18 januari 2019 heeft TECG op grond van een rapportage van de bedrijfsarts, waarin deze [verweerder] arbeidsgeschikt achtte, [verweerder] opgedragen op het werk te verschijnen op 22 januari 2019. [verweerder] is daarop verschenen en heeft een gesprek gevoerd met de directie van TECG. Daarna heeft hij zich ziek gemeld.
( v) [verweerder] heeft op 28 januari 2019 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV, waarbij de verzekeringsarts op 4 februari 2019 heeft geoordeeld dat er sprake is van een arbeidsconflict als gevolg waarvan [verweerder] op 22 januari 2019 arbeidsongeschikt was en dat voor een eventuele terugkeer van [verweerder] op de werkvloer eerst het bestaande arbeidsconflict diende te worden opgelost.
( w) Op 21 februari 2019 heeft de bedrijfsarts (opnieuw) geoordeeld dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid van [verweerder] . Wél dat er een arbeidsconflict bestond.
( x) Nadat TECG de loonbetaling over februari 2019 had stopgezet (en de vakantie-uren over 2019 op nihil had gesteld) heeft [verweerder] in kort geding loondoorbetaling gevorderd. TECG heeft staking van de door [verweerder] aangevangen executie van dwangsommen gevorderd.
( y) Bij vonnis in kort geding van 23 april 2019 heeft de kantonrechter de vordering tot loondoorbetaling (70% van het laatstgenoten loon) jegens TECG toegewezen en [verweerder] veroordeeld de executiemaatregelen te staken. Hieraan is voldaan.
Het verzoek in eerste aanleg