ECLI:NL:GHAMS:2019:4351
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen veroordeling wederspannigheid zonder onrechtmatige staandehouding
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Duitsland en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor wederspannigheid. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 april 2019, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De tenlastelegging betrof het verzet tegen politieambtenaren op 18 april 2019 in Amsterdam, waarbij hij zich met geweld had verzet en daarbij lichamelijk letsel had veroorzaakt aan een van de verbalisanten.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 november 2019 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat er geen redelijk vermoeden van schuld was op het moment van de staandehouding. Het hof oordeelde echter dat de politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun taak handelden, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte andere mensen aansprak. Het hof verwierp het verweer van de raadsvrouw en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederspannigheid.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de politie. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat het bewezen verklaarde strafbaar was. Echter, het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de eerdere maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders die aan de verdachte was opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9a, 63 en 181 van het Wetboek van Strafrecht.