ECLI:NL:GHAMS:2019:4351

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
23-001850-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wederspannigheid zonder onrechtmatige staandehouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Duitsland en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor wederspannigheid. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 30 april 2019, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De tenlastelegging betrof het verzet tegen politieambtenaren op 18 april 2019 in Amsterdam, waarbij hij zich met geweld had verzet en daarbij lichamelijk letsel had veroorzaakt aan een van de verbalisanten.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 november 2019 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat er geen redelijk vermoeden van schuld was op het moment van de staandehouding. Het hof oordeelde echter dat de politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun taak handelden, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte andere mensen aansprak. Het hof verwierp het verweer van de raadsvrouw en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan wederspannigheid.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de politie. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten en dat het bewezen verklaarde strafbaar was. Echter, het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de eerdere maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders die aan de verdachte was opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9a, 63 en 181 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001850-19
datum uitspraak: 27 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-095660-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedag] 1970,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4], hoofdagent(en) van politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten met noodhulp surveillance belast en/of met toezicht in het centrum van Amsterdam belast, bestond
door
op de grond te gaan zitten en/of zich zwaar te maken en/of te weigeren mee te lopen naar de politiebus en/of
meermalen, althans eenmaal, te spugen naar en/of in de richting van voornoemd(e) verbalisant(en) en/of met zijn be(e)n(en) een of meer trappende en/of schoppende beweging(en) te maken naar en/of in de richting van voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 5] en/of zich op de grond te laten vallen ,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een of meer schram(men) op de rechterarm van/bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking ter zitting gevoerd verweer

De raadsvrouw heeft ter zitting vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit omdat op het moment dat de verdachte staande werd gehouden op grond van artikel 52 Sv en om zijn gegevens is gevraagd er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld zoals is vereist in artikel 27 Sv. De verbalisanten hebben daarmee niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening gehandeld.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een onrechtmatige staandehouding. Onder de omstandigheid dat de verdachte meerdere mensen aansprak, onder wie een meisje dat langs de gracht zat en dat na het contact met de verdachte wegliep, mochten de politieambtenaren in het kader van een redelijke uitoefening van hun politietaak, meer in het bijzonder in het kader van de handhaving van de openbare orde zoals neergelegd in artikel 8 van de Politiewet, de verdachte – die kennelijk de indruk wekte anderen lastig te vallen – naar een identiteitsbewijs vragen. In een dergelijke situatie is geen sprake van toepassing van het dwangmiddel als bedoeld in artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering en is een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 dus niet vereist.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 april 2019 te Amsterdam, zich met geweld heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 5], (hoofd)agenten van politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten met noodhulp surveillance belast en/of met toezicht in het centrum van Amsterdam belast, welk verzet bestond uit
het op de grond gaan zitten en het zich zwaar maken en het weigeren mee te lopen naar de politiebus en het meermalen spugen in de richting van voornoemde verbalisanten en
het met zijn benen trappende bewegingen maken in de richting van voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 3] en [verbalisant 5]
en het zich op de grond laten vallen,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten schrammen op de rechterarm van die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaren en heeft daarbij geweld gebruikt, ten gevolge waarvan verbalisant [verbalisant 1] schrammen op de rechterarm heeft opgelopen. Dit is een ernstig feit omdat het niet alleen het werk van de politie bemoeilijkt, maar ook de desbetreffende ambtenaar in zijn gezag aantast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens politieambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof echter rekening met het volgende.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat aan de verdachte bij het onherroepelijke vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2019 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren is opgelegd wegens een aantal soortgelijke feiten als het onderhavige. Het onderhavige feit is gepleegd voordat deze maatregel werd opgelegd. Het is niet aannemelijk dat, ware het thans aan de orde zijnde feit tegelijk met die feiten berecht, in het vonnis van 4 juli 2019 naast de isd-maatregel nog een aanvullende straf zou zijn opgelegd.
Daarom acht het hof het raadzaam in deze zaak te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 63 en 181 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2019.
Mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]