ECLI:NL:GHAMS:2019:4350
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vermindering of kwijtschelding van betalingsverplichting wegens onvoldoende onderbouwing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vermindering of kwijtschelding van een betalingsverplichting die aan de verzoeker was opgelegd. De verzoeker, geboren in Nigeria in 1963, had een betalingsverplichting van € 169.034,78 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze verplichting was eerder vastgesteld door het hof en later door de Hoge Raad bevestigd. De verzoeker heeft op 9 oktober 2019 een verzoek ingediend op basis van artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij vroeg om het resterende bedrag van € 161.003,60 kwijt te schelden of te matigen, omdat hij in detentie verbleef en onvoldoende draagkracht had om aan de betalingsverplichting te voldoen.
Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer op 13 november 2019, zijn zowel de advocaat-generaal als de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, gehoord. Het hof heeft de verzoeker gevraagd om inzicht te geven in zijn financiële situatie, waaronder zijn vermogenspositie en toekomstige inkomsten. De verzoeker heeft echter onvoldoende bewijs geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij nu en in de toekomst niet in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek afgewezen, omdat de verzoeker niet aan de eisen voldeed die gesteld zijn aan een verzoek op basis van artikel 577b Sv. Het hof benadrukte dat de verzoeker in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen, mits dit goed onderbouwd is. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer, bestaande uit drie rechters, en is op 27 november 2019 ter openbare zitting uitgesproken.