ECLI:NL:GHAMS:2019:432
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
Op 4 januari 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 maart 2018 was gewezen in de strafzaak met parketnummer 13-201677-17. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 4 januari 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Echter, er was geen schriftelijke indiening van grieven door of namens de verdachte, en er zijn ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder onderzocht wordt.
Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit betekent dat de verdachte niet in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaren tegen het vonnis van de politierechter naar voren te brengen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 januari 2019, waarbij mr. R.D. van Heffen en mr. S. Vriend niet in staat waren om het arrest te ondertekenen.