Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Kosten ter voorkoming en vermindering van schade
3.Beoordeling
grieven 1, 2 en 5betogen kort gezegd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de posten inkomstenderving en gederfd vaargenot en de kosten ter voorkoming van die schade (tijdelijke huur van andere schroeven) niet onder de polis worden gedekt. Deze grieven slagen niet. In de polis is in de artikelen 3.3 en 3.6 (voldoende) duidelijk aangegeven welke schade onder de verzekering is gedekt, te weten verlies of beschadiging van het vaartuig alsmede redelijke kosten ter voorkoming van dergelijke schade. Voor de stelling van Ansyne dat de polis op dit punt onduidelijk zou zijn en daarom - mede gelet op het feit dat de genoemde schadeposten niet uitdrukkelijk van dekking zijn uitgesloten - aldus zou moeten worden uitgelegd dat ook schade door inkomstenderving en vaarderving onder de dekking zou moeten worden begrepen, bestaat geen enkel aanknopingspunt. Dat, zoals in grief 2 wordt betoogd, in lid 5 van artikel 3.6 de polis de huur van een vervangend vaartuig wel wordt vergoed, maakt dit niet anders nu de polis ook op dit punt voldoende duidelijk is en van huur van een vervangend vaartuig geen sprake is geweest. Ook de zienswijze van Ansyne dat de door haar voorgestane uitleg moet worden aangehouden omdat de betreffende schadeposten door Delta Lloyd en/of [X] zouden zijn veroorzaakt, kan niet worden gevolgd. Voor zover deze stellingen al juist zouden zijn, vindt een eventuele verplichting tot schadevergoeding alsdan immers geen grondslag in de polis zèlf, maar in de artikelen 6:174 (wanprestatie) en/of 6:162 BW (onrechtmatige daad). Dit zal het hof verder hierna bespreken bij de behandeling van grief 7.
grieven 3, 4 en 6hebben betrekking op de afwijzing van de kosten voor het uitlijnen van de schroefassen (grief 3), de kosten voor het in en uit het water halen van de Divamare, het stageld en de kosten van vervanging van de schroefassen (grief 4) en ten slotte de kosten van een proefvaart en van transport (grief 6). Volgens Ansyne komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking omdat ze zijn veroorzaakt door het ongeval en de werkzaamheden ook noodzakelijk waren. Zoals hiervoor al werd overwogen, bepalen de verzekeringsvoorwaarden welke schadeposten onder welke omstandigheden voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvoor is niet bepalend, zoals Ansyne meent, of de kosten in verband staan met het gedekte voorval en in de zienswijze van de verzekeringnemer noodzakelijk zijn geweest, maar de wijze van schadevaststelling zoals die in (artikel 6 van) de verzekeringsvoorwaarden is neergelegd, waaraan de verzekeringnemer in beginsel is gebonden. Het laat zich vaststellen dat Delta Lloyd aan [X] opdracht heeft gegeven de schade vast te stellen zoals is voorzien in artikel 6.1 van de toepasselijke polisvoorwaarden (zie onder r.o. 2.5 hiervoor), maar dat Ansyne met betrekking tot de door haar grieven 3, 4 en 6 bestreken schadeposten geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid een eigen (contra)expert in te schakelen en (dus) evenmin van de (zich alsdan voordoende) mogelijkheid om - ingeval de beide experts niet tot overeenstemming geraken - een derde expert te benoemen die ter zake bindend zou moeten oordelen. Het feit dat Ansyne Stefani als contra-expert heeft ingeschakeld voor de beoordeling van de vraag of de schroeven al dan niet moesten worden vervangen, maakt dit niet anders nu Stefani zich immers in het geheel niet heeft uitgelaten over de omvang van de schade. Het hof stelt vast dat de vorderingen van Ansyne in de onderhavige procedure ook niet inhouden dat een dergelijke wijze van schadevaststelling alsnog zou moeten plaatsvinden. Onder deze omstandigheden komen de gestelde schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking en zijn deze grieven van Ansyne dan ook tevergeefs voorgesteld.
grief 7en
grief 9komt Ansyne op tegen het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden geoordeeld dat Delta Lloyd en/of [X] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Volgens Ansyne heeft [X] steeds voor zijn eigen standpunt gekozen en daardoor niet onpartijdig gehandeld zoals de op hem toepasselijke gedragscode (CNEMP) voorschrijft. Ook heeft [X] ten onrechte geen toestemming gegeven om het schip uit het water te halen. Door dit alles is de afwikkeling van de schade ernstig vertraagd en heeft Ansyne bijkomende schade geleden. Ook deze grieven slagen niet. Het stond [X] , die door Delta Loyd als expert is ingeschakeld, in beginsel vrij zijn onderzoek te verrichten op de wijze die hem geraden voorkwam. Niet is gebleken of anderszins komen vast te staan dat hij daarbij enige op hem rustende zorgvuldigheidsnorm heeft overschreden, laat staan dat hij dit opzettelijk zou hebben gedaan. Anders dan Ansyne in dit verband stelt, stond het [X] vrij - temeer in een situatie waarin de Divamare reeds (tijdelijk) was voorzien van andere schroeven - om te onderzoeken of de schroeven voor reparatie in aanmerking zouden kunnen komen en was hij niet gehouden om ter zake meteen de zienswijze van Ansyne en ANG te volgen, ook niet wanneer - zoals Ansyne betoogt - door reparatie de garantie zou komen te vervallen nu zulks immers niet van invloed is op de verplichtingen die uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst op Delta Lloyd rustten. Nadat daarover in april 2014 meer duidelijkheid ontstond ten gevolge van de bevindingen van Kramer en Rolla, heeft [X] zijn bevindingen in juni 2014 aangepast. Het daarmee gemoeide tijdsverloop acht het hof niet zodanig dat daarmee sprake zou zijn van een schending van een op [X] rustende verplichting jegens Ansyne. Evenmin kan worden aangenomen dat [X] onrechtmatig jegens Ansyne heeft gehandeld. Dat [X] zijn toestemming zou hebben onthouden aan het uit het water halen van de Divamare is - daargelaten dat het door Delta Lloyd en [X] gemotiveerd is betwist - niet van belang omdat niet is gesteld en ook niet is gebleken dat daardoor voor Ansyne meer of andere schade is ontstaan dan zij stelt te hebben geleden door de eerder besproken handelwijze van [X] met betrekking tot de (mogelijke) reparatie van de schroeven.
grief 8ten slotte, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat Ansyne, die zelf de tijdelijke schroeven heeft laten aanbrengen, tijdens de periode waarin [X] zijn onderzoek verrichtte de mogelijkheid had die schroeven te laten zitten dan wel - wanneer de schroeven te weinig stuwkracht hadden - andere tijdelijke schroeven te laten aanbrengen (om aldus de door Ansyne gevorderde inkomstenderving te voorkomen). Ansyne meent dat het haar vrijstond om in het licht van de ontstane situatie, die voor haar qua uitkomst onzeker was, ervoor te kiezen dit achterwege te laten en van Delta Lloyd en [X] deze schade in een later stadium te vorderen. De grief faalt eveneens omdat, zoals bij de bespreking van de vorige grieven al aan de orde kwam, deze schade onder de verzekering niet voor vergoeding in aanmerking komt en evenmin kan worden aangenomen dat [X] (en/of Delta Lloyd) onrechtmatig jegens Ansyne hebben gehandeld en/of jegens Ansyne wanprestatie hebben gepleegd op grond waarvan deze schade aan hen zou kunnen worden toegerekend. Daarbij laat zich overigens vaststellen dat Ansyne - voor het geval zou kunnen worden aangenomen dat zij niet over de middelen beschikte om deze met de tijdelijke huur van schroeven gemoeide kosten zelf te financieren - Delta Lloyd kennelijk ook niet om een voorschot op de schade-uitkering heeft verzocht.