ECLI:NL:GHAMS:2019:427

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
23-001155-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake Opiumwet en cocaïnehandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 maart 2018 was gewezen. De verdachte, die op 27 oktober 2017 in Amsterdam cocaïne heeft verkocht en aanwezig had, is door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en het in beslag genomen geldbedrag van € 70,00 werd verbeurd verklaard. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 4 januari 2019 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en dat het in beslag genomen geldbedrag verbeurd zou worden verklaard. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met het feit dat de verdachte een 'first offender' is.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en heeft de bewezenverklaring van de politierechter vernietigd. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en heeft het bedrag van € 50,00 verbeurd verklaard, terwijl € 20,00 aan de verdachte wordt teruggegeven. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de gezondheidseffecten van cocaïne en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001155-18
Datum uitspraak: 18 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-213909-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [betrokkene] en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de inhoud van het door de politierechter onder 2 bewezenverklaarde niet is opgenomen in het vonnis en het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 27 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht aan [betrokkene] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
2:
hij op 27 oktober 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van het bewijs voor de omstandigheid dat het onder 1 bedoelde materiaal cocaïne bevatte, neemt het hof de overweging van de politierechter over.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en heeft het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 70,00 verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 70,00 verbeurd zal worden verklaard.
De raadsman heeft zich – mocht het hof tot een bewezenverklaring komen – ten aanzien van de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van het hof. Overigens heeft hij wel verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte een ‘first offender’ is, hij slechts eenmaal geld heeft willen verdienen met de verkoop van harddrugs en dus geen notoire drugsdealer is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Daarnaast heeft hij cocaïne verkocht aan een derde. Cocaïne is een voor de gezondheid van de gebruiker zeer schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne veroorzaken een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 december 2018 is hij niet eerder ter zake van Opiumwet-delicten veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, te weten: € 70,00, behoort aan de verdachte toe. Het zal gedeeltelijk, te weten voor: € 50,00, worden verbeurd verklaard aangezien het geheel of grotendeels door middel van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is verkregen, nu uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg volgt dat hij € 50,00 heeft verdiend met de verkoop van de cocaïne aan [betrokkene].
De overige € 20,00 zal worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
€ 50,00.
Gelast de teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: € 20,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. R.D. van Heffen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2019.
Mr. R.D. van Heffen en mr. S. Vriend zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001155-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.D.R.M. Boumans, raadsheer,
mr. A. Scheffens, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.D.J. Teengs Gerritsen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.