ECLI:NL:GHAMS:2019:4257
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep door gebreken aan volmacht
Op 24 oktober 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 januari 2019 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in Algerije in 1980, die in hoger beroep ging tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 24 oktober 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekte tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat er gebreken kleven aan de schriftelijke volmacht van de raadsman aan de griffiemedewerker voor het instellen van hoger beroep. Volgens artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering zijn er specifieke eisen verbonden aan een dergelijke volmacht. In dit geval is niet voldaan aan de vereisten, zoals het ontbreken van de mededeling dat de verdachte instemt met het in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep en het ontbreken van een adres voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding.
Aangezien de verdachte niet is verschenen met een gemachtigd raadsman, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep. De beslissing van het hof is op 24 oktober 2019 openbaar uitgesproken en is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, met mr. M.E. van Rijn als griffier.