In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Brazilië in 1990, was aangeklaagd voor heling van een fiets, die hij op of omstreeks 5 juli 2018 in Amsterdam had verworven, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 300, subsidiair 6 dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen, evenals de impact van fietsendiefstal op de samenleving. De verdachte had bijgedragen aan de afzetmarkt voor gestolen fietsen, wat een grootschalig probleem is in Amsterdam.
De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 23, 24, 24c en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de geldboete opgelegd, waarbij het hof de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in acht heeft genomen.