ECLI:NL:GHAMS:2019:4252
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak
Op 24 oktober 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 september 2018 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1987, die in hoger beroep was gegaan tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 24 oktober 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.
De verdachte had geen schriftelijke grieven ingediend en er waren ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Bovendien was er geen rechtens te respecteren belang aangetoond dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigde. De verdachte had volmacht verleend aan de griffie om het hoger beroep in te trekken, wat de situatie verder compliceerde.
Gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 24 oktober 2019, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was.