ECLI:NL:GHAMS:2019:425

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
23-001472-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten. De tenlastelegging was gewijzigd in hoger beroep, waarbij de verdachte primair werd beschuldigd van het zelf namaken of vervalsen van bankbiljetten, en subsidiair van het uitgeven van valse bankbiljetten. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de primaire beschuldiging en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, het subsidiair tenlastegelegde werd wel bewezen geacht. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met een ander opzettelijk acht valse bankbiljetten van 100 euro heeft uitgegeven op 16 januari 2018 in Heemskerk. De verdachte had eerder een strafblad, maar niet voor soortgelijke misdrijven. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001472-18
Datum uitspraak: 18 januari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-018928-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Heemskerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer (acht) bankbiljetten van 100 (honderd) euro dat/die hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/haar/hen, toen hij deze ontving(en) bekend was als echt en onvervalst heeft/hebben uitgegeven;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer (acht) valse of vervalste bankbiljetten van 100 (honderd) euro heeft uitgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd. Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte de valse bankbiljetten zelf heeft nagemaakt of vervalst dan wel dat de verdachte bij ontvangst van de bankbiljetten bekend was met de valsheid of vervalsing van die bankbiljetten. Daarom zal het hof de verdachte vrijspreken van hetgeen hem primair is ten laste gelegd.

Bewijsoverweging

Het hof acht het subsidiair tenlastegelegde bewezen en neemt ten aanzien daarvan de bewijsoverweging van de politierechter over, waarbij het tevens in aanmerking neemt dat blijkens de verklaring van de verdachte de betreffende vriend die de telefoon wilde kopen, de verdachte en zijn vriendin heeft voorzien van de contanten voor de aankoop maar ondertussen ook is meegereden naar de woning van de koper om hen daar vervolgens af te zetten en weg te rijden. Een en ander is - mede in samenhang met de overige uit de te bezigen bewijsmiddelen blijkende omstandigheden - moeilijk verenigbaar met het ontbreken van de wetenschap bij de verdachte van de valsheid van de €800,- aan contanten ten tijde van de overdracht daarvan aan de koper.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 16 januari 2018 te Heemskerk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk acht valse bankbiljetten van 100 (honderd) euro heeft uitgegeven.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht – mocht het hof tot een bewezenverklaring komen – een taakstraf, waarvan een groot deel voorwaardelijk, op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte een belast verleden heeft, een verstandelijke beperking heeft, zich vrijwillig heeft gemeld bij de reclassering en al geruime tijd niet meer in aanraking is geweest met justitie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn toenmalige vriendin schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitgeven van meerdere valse bankbiljetten van € 100,-. Dit betreft een ernstig feit, mede gelet op het betrekkelijk hoge bedrag waar het om gaat. In het maatschappelijk en economisch verkeer dient men erop te kunnen vertrouwen dat geld echt en onvervalst is. Het in omloop brengen van vals geld doet in hoge mate afbreuk aan het vertrouwen in chartaal geld. Bovendien heeft hij ten behoeve van zijn eigen financieel gewin het slachtoffer overlast bezorgd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 december 2018 is hij eerder ter zake van misdrijven, maar niet eerder ter zake van een soortgelijk misdrijf, onherroepelijk veroordeeld.
Met de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten ziet het hof aanleiding om deze taakstraf gedeeltelijk in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 213 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. R.D. van Heffen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 januari 2019.
mr. R.D. van Heffen en mr. S. Vriend zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001472-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.D.R.M. Boumans, raadsheer,
mr. A. Scheffens, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.D.J. Teengs Gerritsen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.