ECLI:NL:GHAMS:2019:4245

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
23-004494-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met verbetering van bewijsmiddelen en kwalificatie in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 december 2017. De verdachte, geboren in 1978, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal, heling en verduistering van gereedschappen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, die werd vernietigd. In plaats daarvan heeft het hof een taakstraf van 140 uren opgelegd.

Het hof heeft de bewijsmiddelen en de kwalificatie van de feiten verbeterd. Zo is er een wijziging aangebracht in de weergave van de bewijsmiddelen en is de kwalificatie van feit 1 aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, een onvoorwaardelijke taakstraf meer op zijn plaats is.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de schade die de verdachte heeft veroorzaakt en het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten, maar gezien zijn nieuwe baan en het feit dat hij sindsdien niet is gerecidiveerd, vond het hof een gevangenisstraf niet opportuun. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004494-17
datum uitspraak: 19 juli 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 december 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-070425-16 en 15-218675-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Voorts zal het hof de kwalificatie en de bewijsmiddelen op na te melden wijze verbeteren.

Bewijsmiddelen

  • Onder het kopje ‘[t]en aanzien van feit 2’ en boven de zakelijke weergave van bewijsmiddel 6 op pagina 16 van het vonnis wordt opgenomen de zinsnede: ‘Het hof begrijpt dat de door de aangevers blijkens bewijsmiddelen 9, 11, 14, 16, 18, 20 en 22 herkende voorwerpen steeds dezelfde zijn als de blijkens bewijsmiddel 7 onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen’.
  • In de bewijsmiddelen ten aanzien van het feit met parketnummer 15/218675-17 op pagina 21 van het vonnis wordt geschrapt ‘de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd’ en wordt opgenomen ‘het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 2 november 2017 (dossierpagina’s 20-23) inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte’.

Kwalificatie

Aan de kwalificatie van feit 1 op pagina 5 van het vonnis wordt toegevoegd: ‘
meermalen gepleegd’.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal, heling en verduistering van een grote hoeveelheid gereedschappen. Daarmee heeft de verdachte ervan blijk gegeven het niet nauw te nemen met de eigendomsrechten van de rechthebbenden en heeft hij hinder en schade veroorzaakt bij het verrichten van hun werkzaamheden. Bovendien heeft de verdachte, door de verduistering als werknemer van de benadeelde te plegen, het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde, geschaad. Dergelijke feiten rechtvaardigen de oplegging van straf. Nu de verdachte net met een nieuwe baan is begonnen en hij sinds het plegen van de onderhavige feiten niet is gerecidiveerd, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf evenwel niet opportuun. Mede gelet op de ouderdom van de onderhavige feiten zal het hof een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de straf is acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63, 310, 311, 322 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2019.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]