ECLI:NL:GHAMS:2019:4244

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
23-003252-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van heuptas met inhoud te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1968, was aangeklaagd voor diefstal van een heuptas met inhoud, waaronder paspoorten, bankpassen en een iPhone, die op 27 juli 2018 in Amsterdam was weggenomen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het niet tot een bewezenverklaring van de diefstal van € 500 kon komen. Het hof oordeelde dat de verdachte als heer en meester over de heuptas had beschikt, aangezien hij deze naar zijn onderkomen had meegenomen en daar had neergelegd. De verklaring van de verdachte dat hij de tas op de WC had gevonden en deze naar de politie wilde brengen, werd niet geloofwaardig geacht. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte de heuptas met inhoud heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die in Nederland verbleef voor medische behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003252-18
datum uitspraak: 19 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-148964-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juli 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland een heuptas met inhoud (onder meer paspoort(en) en/of bankpas(sen) en/of een iPhone en/of 500 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de politierechter – niet komt tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal van € 500. Het onderzoek ter terechtzitting heeft onvoldoende aanknopingspunten opgeleverd om overtuigend te concluderen dat de heuptas ook voornoemd geldbedrag bevatte. Het hof neemt over de bewijsmotivering op pagina 5 van het vonnis, voor zover die niet ziet op de bewezenverklaring van de diefstal van € 500. Voorts zal het hof hierna een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd bewijsverweer bespreken.

Bewijsverweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte niet als heer en meester over de heuptas heeft beschikt nu niet is komen vast te staan dat hij – bijvoorbeeld – de iPhone heeft uitgezet of zich heeft ontdaan van onbruikbare voorwerpen in de tas. Het hof is van oordeel dat nu de verdachte de heuptas met inhoud heeft meegenomen naar zijn onderkomen, de tas op zijn kamer heeft gelegd en daarna koffie is gaan drinken en een sigaret is gaan roken, voldoende is komen vast te staan dat hij als heer en meester over de tas heeft beschikt en zich deze wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Gelet op deze omstandigheden is de verklaring van de verdachte, dat hij de tas op de WC gevonden had en deze naar de politie wilde brengen opdat deze weer in het bezit zou komen van de rechtmatige eigenaar, niet geloofwaardig. Als dit de bedoeling van de verdachte was geweest, had hij andere maatregelen dienen te treffen, zoals het afgeven van de tas aan de bediening in het restaurant, het in het restaurant vragen naar de eigenaar, of zelfs de tas in de WC laten liggen in de gedachte dat als de eigenaar hem zou missen, dit de eerste plek zou zijn waar hij deze zou gaan zoeken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juli 2018 te Amsterdam een heuptas met inhoud (onder meer paspoorten en bankpassen en een iPhone) die aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een heuptas met daarin bankpassen en paspoorten die hij even daarvoor in het toilet van een restaurant had aangetroffen, gestolen. Slechts door de doortastendheid waarmee de eigenaar van de tas naar zijn spullen op zoek is gegaan, is hem (veel) nadeel en schade gespaard gebleven. Dit neemt het hof de verdachte kwalijk. Bij het bepalen van de straf houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte in Nederland verblijft met het oog op een medische behandeling.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juli 2019.
Mr. P.C. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]