Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 november 2017 werd uitgesproken in de strafzaak met parketnummer 15-083564-17. De verdachte, geboren in Libanon in 1983, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 200, die bij gebreke van betaling en verhaal vervangen zou worden door 4 dagen hechtenis, en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juli 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de bewijsvoering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde geldboete, die werd vernietigd. Het hof heeft de bewijsmiddelen verbeterd en aangevuld, waarbij het hof verduidelijkingen heeft aangebracht in de zakelijke weergave van de bewijsmiddelen.
De strafmotivering van de politierechter werd door het hof overgenomen, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging heeft genomen. Het hof heeft de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week passend geacht, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke geldboete niet opportuun was. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter voor wat betreft de geldboete wordt vernietigd, terwijl het vonnis voor het overige wordt bevestigd.