ECLI:NL:GHAMS:2019:4128
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kredietovereenkomst en opzegging door de bank met toetsing aan Richtlijn 93/13
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep van Finata Bank N.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De zaak draait om een kredietovereenkomst tussen Finata en een consument, waarbij de bank de overeenkomst heeft opgezegd en het uitstaande krediet heeft opgeëist, vermeerderd met een kredietvergoeding. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 17 september 2019 al een voorshands oordeel gegeven over de toewijsbaarheid van de vordering. Finata heeft in deze procedure geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich over dit oordeel uit te laten.
De kantonrechter had de gevorderde hoofdsom van € 5.352,67 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 januari 2018. Het hof heeft in het vervolg van de procedure geoordeeld dat er geen grond is voor toewijzing van contractuele rente in plaats van wettelijke rente, waardoor de vordering van Finata op dat punt ongegrond is. De wettelijke rente over het bedrag van € 5.352,67 kan worden toegewezen vanaf 6 december 2000, met een maximum van € 12.500,00, rekening houdend met gedane aflossingen.
In de eindbeslissing heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en Finata in het gelijk gesteld voor wat betreft de hoofdsom en de wettelijke rente, met een veroordeling van de geïntimeerde in de proceskosten van beide instanties. De kosten zijn vastgesteld op € 577,75 aan verschotten en € 600,00 voor salaris gemachtigde in eerste aanleg, en € 824,01 aan verschotten en € 1.074,00 voor salaris advocaat in hoger beroep. Het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.