Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[X Beheer] B.V.,
[X]
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
DJC) opgericht. [X Beheer] heeft bij oprichting alle aandelen DJC verkregen. Het statutaire doel van DJC was:
[A]), een Zuid-Afrikaanse ondernemer met goede contacten in Mozambique. [A] heeft op 20 oktober 2006 NiQel Lda, een vennootschap naar Mozambikaans recht, opgericht (hierna:
Niqel). [A] is bij oprichting aangesteld als enig bestuurder van Niqel; aan hem zijn 95% van de aandelen uitgegeven. Omdat een Mozambikaanse vennootschap bij oprichting ten minste één aandeelhouder met de Mozambikaanse nationaliteit dient te hebben, zijn de resterende 5% van de aandelen bij oprichting uitgegeven aan [B] (hierna:
[B]). [A] heeft ook twee andere Mozambikaanse vennootschappen opgericht: Bio-Energy Solutions Lda (hierna:
BES) en Cruz.
[C]) en enkele aan hem gelieerde vennootschappen. [C] is onder meer bestuurder (CEO) en grootaandeelhouder van Dikon, een vennootschap die aan het hoofd staat van een concern dat zich richt op de inzameling van organische afvalstromen, handel in plantaardige oliën en op de productie van biobrandstof. Tot dat concern behoren onder meer Noba Vetveredeling B.V. (hierna:
Noba), Depa Beheer B.V. (hierna:
Depa) en Greenmills Holding B.V. (hierna:
Greenmills). [D] (hierna:
[D])was destijds als
finance managervan Depa bij het projecteam van de Jatrophaplantage betrokken.
[E]) van Noba aan [X] , met kopie aan [D] en [C] , voor zover van belang, het volgende met betrekking tot DJC:
Klep). In de aantekeningen van Klep van die bespreking is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
organisation chartwaarin Niqel onder DJC hangt. Daarnaast vraagt [D] daarin naar de status van de overdracht van aandelen van Niqel aan DJC.
ASAP
ASAP
3.Beoordeling
corporate opportunityte ontnemen de aandelen in Niqel, althans de jatrophaplantage, te verwerven, althans deze
corporate opportunityniet te benutten, en in plaats daarvan de aandelen in Niqel zelf te verwerven zonder [X] c.s. daarvoor een marktconforme vergoeding te betalen of anderszins schadeloos te stellen en door vervolgens de ontbinding van DJC te bewerkstelligen, met verwijzing naar de schadestaatprocedure.
corporate opportunityom de aandelen in Niqel, althans de jatrophaplantage, te verwerven te ontnemen, althans deze
corporate opportunityniet te benutten en in plaats daarvan de aandelen in Niqel zelf te verwerven zonder [X] c.s. daarvoor een marktconforme vergoeding te betalen of anderszins schadeloos te stellen en vervolgens de ontbinding van DJC te bewerkstelligen. De rechtbank heeft Dikon veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat.
grieven 1 en 2betoogt Dikon, samengevat, het volgende. Er bestond geen wilsovereenstemming over een structuur waarin DJC aandeelhouder van Niqel zou worden en waarin [X] c.s. een aanspraak zou hebben op 10% van de (toekomstige opbrengsten van de) plantage. [X] c.s. noch Dikon mochten hierop destijds gerechtvaardigd vertrouwen. In
grief 3voegt Dikon hieraan toe dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij onrechtmatig jegens [X] c.s. heeft gehandeld. Volgens Dikon valt niet in te zien hoe [X] c.s. bij gebreke van concrete afspraken kan zijn benadeeld doordat [A] een 90%-belang in Niqel aan Dikon heeft overgedragen. Onbegrijpelijk is voorts het oordeel dat sprake is van het ontnemen van een
corporate opportunity, nu de rechtbank zonder motivering is voorbijgegaan aan hetgeen Dikon daartegen in eerste aanleg heeft aangevoerd.
Willemsen/NOM); Dikon handelde bij de verwerving van de aandelen weliswaar niet in hoedanigheid van bestuurder van DJC, maar het verwijt dat haar treft is wel mede gegrond op de omstandigheid dat zij bestuurder van DJC was), is het hof van oordeel dat daarvan inderdaad sprake is. Daartoe is niet slechts redengevend dat Dikon heeft gehandeld in strijd met de onder 3.5 bedoelde opzet en dat zij daarmee – mede gelet op het vertrouwen dat [X] c.s. hieraan redelijkerwijs mocht ontlenen – onzorgvuldig jegens [X] c.s. heeft gehandeld. Ook weegt mee dat de belangen van Dikon in dezen tegenstrijdig waren met die van DJC en [X] c.s. Terwijl Dikon als bestuurder van DJC gehouden was het uitsluitend belang van DJC te dienen en daarbij zorgvuldigheid jegens [X] c.s. als (indirect) minderheidsaandeelhouder te betrachten, heeft zij haar eigen – daarmee strijdige – belangen doen prevaleren. Aldus ontnam zij niet alleen DJC de mogelijkheid om een transactie aan te gaan die geheel past binnen haar doelomschrijving, maar ontnam zij ook [X] c.s. als initiator en (indirect) minderheidsaandeelhouder de (op dat moment reëel geachte) mogelijkheid om op termijn van deze investering te profiteren. Aldus heeft Dikon jegens [X] c.s. onrechtmatig gehandeld.
business caseinmiddels (beduidend) minder sterk is gebleken dan door [X] c.s. was voorgespiegeld, doet dit niet af aan de zorgvuldigheid die Dikon jegens [X] c.s. diende te betrachten.
corporate opportunity. De rechtbank is volgens Dikon voorbijgegaan aan haar verweer dat DJC nooit de kans heeft gehad om de aandelen Niqel te verwerven. De transactie kwam voort uit een aanbod en aanvaarding tussen [A] en Dikon; [A] heeft geen aanbod aan DJC gedaan en DJC heeft dus ook geen kans gehad om de aandelen Niqel te verkrijgen. DJC zou daartoe ook niet in staat zijn geweest.
corporate opportunityaan DJC een onrechtmatige daad jegens [X] c.s. zou opleveren. Het ontnemen van een
corporate opportunityzou hooguit jegens DJC onrechtmatig kunnen zijn, niet jegens [X] c.s. De klacht vervolgt met de volgende passage (waarbij “ [X] ” blijkens de definities in de memorie van grieven betrekking heeft op zowel [X] als TVB):
corporate opportunitykomt neer op een vergoeding voor de schade die [X] als aandeelhouder van DJC leidt als gevolg van de vermeende (…) waardedaling van zijn aandelen in DJC. Dergelijke afgeleide schade komt op grond van vaste jurisprudentie naar Nederlands recht echter niet voor vergoeding in aanmerking, en derhalve is de door [X] gevorderde verklaring voor recht niet toewijsbaar.’
corporate opportunity.
Poot/ABP(HR 2 december 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1564) ligt het op de weg van de vennootschap om haar eigen schade als gevolg van een normschending jegens haar vergoed te krijgen. In dat geval wordt de hiervan afgeleide schade van de aandeelhouder geacht te zijn voldaan. Dit arrest berust derhalve op de veronderstelling dat er een vennootschap
bestaat. Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende grond om het bereik van
Poot/ABPuit te breiden tot het geval waarin de vennootschap inmiddels is opgehouden te bestaan. In elk geval geldt dat in een geval als het onderhavige, waarin het gaat om een geschil tussen de twee enig aandeelhouders en waarin gesteld noch is gebleken dat crediteuren van DJC ter gelegenheid van de ontbinding niet konden worden voldaan. Onder die omstandigheden dient de heropening van de vereffening op de voet van art. 2:23c BW geen redelijk doel. Dit brengt mee dat TVB moet worden aangemerkt als de enig vorderingsgerechtigde, zodat een uitzondering op
Poot/ABPin elk geval in het onderhavige geval moet worden aangenomen.
Poot/ABPook niet aan toewijzing in de weg staat. De aansprakelijkheid van Dikon jegens TVB berust op de schending van een zorgvuldigheidsverplichting van Dikon jegens (specifiek) TVB als minderheidsaandeelhouder. Deze verplichting tot het betrachten van zorgvuldigheid moet worden onderscheiden van de verplichting van Dikon jegens DJC tot een behoorlijke taakvervulling als bestuurder. Onder de gegeven omstandigheden, en in aanmerking genomen de ontbinding van DJC en de omstandigheid dat het gaat om een geschil tussen de enig aandeelhouders terwijl van enige belangen van crediteuren van DJC niet is gebleken, staat ook
Poot/ABPniet aan toewijzing in de weg. Dat geldt in het onderhavige geval te meer, nu de vordering van TVB mede betrekking heeft op rechtstreekse schade aan haar aandelen, verband houdend met de door Dikon bewerkstelligde ontbinding van DJC. De klacht over afgeleide schade faalt daarom, voor zover zij betrekking heeft op TVB.
Poot/ABPeraan in de weg staat dat [X] als aandeelhouder van TVB vergoeding vordert van schade aan haar aandelen die het gevolg is van schade van TVB, voortvloeiend uit een normschending jegens TVB. Ook [X] zelf heeft de grief niet in deze zin opgevat. Het vorenstaande laat onverlet dat in de schadestaatprocedure nog gelegenheid bestaat om over de schade te debatteren. Ook in zoverre faalt grief 3.
grief 4betoogt Dikon dat de mogelijkheid van schade op basis van de stellingen van [X] c.s. niet aannemelijk is geworden. Dikon heeft € 15,4 miljoen aan vreemd vermogen aan Niqel verstrekt. De kans dat (dividend)inkomsten vallen te verwachten, is nihil. Daarbij wijst Dikon erop dat de beloften van de jatrophaplant in de afgelopen jaren niet bewaarheid zijn geworden. De jatrophaplantage is een mislukking gebleken en alle jatrophaplanten zijn gerooid. Niqel heeft weliswaar gepoogd om op de plantage in plaats daarvan eucalyptusbomen te telen, maar de plantage is zwaar beschadigd als gevolg van de recente orkaan op Mozambique. De vordering van Dikon op Niqel is afgewaardeerd op USD 1 en Dikon heeft haar aandelen Niqel op nihil gewaardeerd, zo stelt Dikon onder verwijzing naar een door Grant Thornton opgestelde analyse van de resultaten en het eigen vermogen van Niqel in de periode 2010-2016. Daaruit blijkt dat de plantage in geen enkel jaar omzet heeft gegenereerd en dat slechts verlies is geleden en dat het eigen vermogen altijd negatief is geweest. Er is ook geen verwachting bekend over toekomstige positieve kasstromen. Met een investering in Niqel zou dan ook nooit een positief investeringsresultaat zijn behaald, aldus Dikon.
corporate opportunityte ontnemen om de aandelen in Niqel, althans de jatrophaplantage, te verwerven, althans deze
corporate opportunityniet te benutten en in plaats daarvan de aandelen Niqel zelf te verwerven zonder [X] c.s. daarvoor een marktconforme vergoeding te betalen of anderszins schadeloos te stellen en vervolgens de ontbinding van DJC te bewerkstelligen. Deze handelingen hebben plaatsgevonden op of omstreeks 27 november 2012 (de verwerving van de aandelen Niqel door Dikon), respectievelijk 21 juni 2013 (de ontbinding).