ECLI:NL:HR:2019:311

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
18/02048
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake poging doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 8 juli 2003 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979. De verdachte was betrokken bij een poging tot doodslag in Tilburg in 2001. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. Dit betekent dat de verdachte niet door een raadsman is bijgestaan in de procedure bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen.

Op 5 maart 2019 heeft de Hoge Raad dan ook besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep. Dit arrest is gewezen door raadsheer A.L.J. van Strien, in bijzijn van waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

5 maart 2019
Strafkamer
nr. S 18/02048
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 juli 2003, nummer 20/000636-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 maart 2019.