Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
OVERWEGINGEN
Ahold) met C1000 een overeenkomst gesloten op grond waarvan AH de verhuurrechten met betrekking tot 78 C1000 vestigingspunten van C1000 heeft overgenomen. Voorts heeft AH daarbij de inspanningsverplichting op zich genomen om met de C1000 ondernemers die de desbetreffende C1000 supermarkten exploiteren (
Ondernemers) tot overeenstemming te geraken ter zake van een nieuw af te sluiten franchise overeenkomst (
FO).
de Overeenkomst of inhoudelijk de Overgangsregeling).
(i)de Ondernemer onder de AH Formule op basis van een realistisch haalbaar en genormaliseerd exploitatieprofiel (gecorrigeerd voor buitengewone baten en lasten), vastgelegd in een Lange Termijn Plan (
LTP), in werkelijkheid hetzelfde genormaliseerde rendement realiseert als voorafgaand aan de formule overgang onder de C1000 Formule werd gerealiseerd (genormaliseerd voor buitengewone baten en gecorrigeerd voor Marktomstandigheden) en
(ii)het eigen vermogen van de Ondernemer vijf jaar na de overgang naar de C1000 Formule gelijk is aan het eigen vermogen voor het moment van overgang (gecorrigeerd voor de onverdeelde winst en privémutaties).
3.Beoordeling
Uitgangspunten en voorwaarden voor een aanbieding/overeenkomst met AHF”. De daarna op 18 maart 2015 door [X] Food ontvangen toelichting maakt dat niet anders. Deze zag immers alleen op de LTP (zoals ook de rechtbank in rov. 5.4 heeft vastgesteld). Het betoog van [X] dat op 23 maart 2015 sprake was van een ‘panklaar schriftelijk onvoorwaardelijk aanbod’ moet tegen die achtergrond worden verworpen. Dat betoog vindt geen steun in de feiten.
Partijen hebben weliswaar langdurig onderhandeld, maar van soepele onderhandelingen waarbij partijen elkaar steeds dichter hebben genaderd, lijkt geen sprake te zijn geweest.”
Daar komt bij dat [X] Food na een lang traject van onderhandelingen die nog niet hadden geleid tot enige overeenstemming, op of omstreeks 20 maart 2015 twee nieuwe voorwaarden stelde die voor AHF niet aanvaardbaar waren. Dat AHF onder die omstandigheden geen vertrouwen meer had in verdere onderhandelingen, is niet verwonderlijk.” Ook deze grief gaat uit van de (onjuiste) veronderstelling dat over de belangrijkste aspecten van de samenwerking overeenstemming bestond tussen AHF en [X] Food. Volgens [X] Food heeft zij daarna nog even geprobeerd de rek op te zoeken met de genoemde twee (nieuwe) voorwaarden betreffende de huur en de lening, maar heeft zij die laten varen en heeft zij op 23 maart 2015 aan AHF gemeld in te stemmen met de voorwaarden van AHF. Daarmee was volgens haar ‘het voorstel’ van AFH (tijdig) aanvaard omdat dit tot en met 23 maart 2015 van kracht was.
Voor alle duidelijkheid, we zijn nog steeds in onderhandeling.”
Een overgang naar de Albert Heijn formule lag in de gegeven omstandigheden weliswaar voor de hand, maar een overgang naar een andere formule was niet uitgesloten.” En in rov. 5.11 heeft de rechtbank overwogen: “
De omstandigheid dat AHF verhuurder van de door [X] Food geëxploiteerde winkel was geworden, stond en staat aan een exploitatie volgens een andere supermarkt formule niet in de weg.” De grieven 1 sub a, b en d van [X] Food komen tegen deze overwegingen op. [X] Food betoogt in essentie dat deze overwegingen onjuist zijn omdat [X] Food in een dwangpositie verkeerde en enkel comfort kon putten uit de toezeggingen in de Overgangsregeling. Daarom meent zij dat haar voortbestaan zowel in juridisch als economisch opzicht afhankelijk was van de overeenstemming die zij met AHF wenste te bereiken over de samenwerking. Volgens haar zou geen enkele andere organisatie haar vingers hebben willen branden aan het verlenen van medewerking aan de exploitatie van een supermarkt in een supermarktbedrijfsruimte die door het concern van Albert Heijn (als verhuurder) gedomineerd zou worden. Hieraan heeft zij toegevoegd dat zij niet wist (en niet kon weten) dat tussen AHF en Jumbo sprake was van een overeenkomst tot teruglevering van de verhuurrechten indien en voor zover geen overeenstemming zou worden bereikt met [X] Food.
Dat de C1000 formule op korte termijn zou ophouden te bestaan en daarvoor al aan kracht verloor, is een omstandigheid die AHF niet regardeert en waarmee [X] Food al vanaf de overname van C1000 door Jumbo in 2012 rekening mee moest houden.” In grief 1 sub c wijst [X] Food erop dat de maatwerkafspraken over de LTP onder tijdsdruk stonden omdat het einde van de C1000-formule in zicht was. Dit was volgens [X] Food ook met AHF afgestemd. [X] Food meent dat AHF (en de rechtbank) gelet op de gerechtvaardigde belangen van [X] Food rekening had(den) behoren te houden met de omstandigheid dat de C1000-formule op korte termijn zou verdwijnen. In elk geval had de rechtbank ook dit volgens [X] Food in de beoordeling moeten betrekken als relevante omstandigheid gelet op de gerechtvaardigde belangen van [X] Food bij het (niet afbreken van het) onderhandelingstraject.
Veelzeggend in dit verband is ook dat [X] Food na het afbreken van de onderhandelingen niet heeft aangedrongen op voortzetting daarvan, maar jegens AHF uitsluitend aanspraak heeft gemaakt op schadevergoeding en spoorslags met Jumbo een overeenkomst heeft gesloten.” [X] Food betoogt dat zij AHF weldegelijk, maar tevergeefs, bij brief van 3 en 10 april 2015 tot nakoming heeft gesommeerd. Alleen omdat de C1000-formule ophield te bestaan en AHF niet meer verder met haar wilde, heeft zij halsoverkop en ter beperking van haar schade haar onderneming ondergebracht bij de Jumbo-formule. Zij biedt aan te bewijzen dat harerzijds geen sprake is geweest van ‘dubbel spel’ (in die zin dat zij ook met Jumbo in gesprek was).