ECLI:NL:GHAMS:2019:391

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
200.208.741/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na beëindiging samenwerking en onrechtmatig handelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Susan Fashion B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Susan Fashion vordert schadevergoeding van de geïntimeerden na de beëindiging van hun samenwerking. De appellante stelt dat er opzettelijk een plan is opgezet om haar inkomsten te schaden. De rechtbank heeft in het eerdere vonnis geoordeeld dat er geen causaal verband is tussen de gestelde onrechtmatige daad en de schade die Susan Fashion heeft geleden. In hoger beroep heeft Susan Fashion haar vorderingen herhaald, maar het hof oordeelt dat de schade niet het gevolg is van onrechtmatig handelen van de geïntimeerden. Het hof bevestigt dat de relatie tussen Aldi en Susan Fashion is verbroken vanwege de onjuiste informatie over de samenstelling van de geleverde dekbedovertrekken, en niet vanwege de brief van de geïntimeerden. Het hof concludeert dat Susan Fashion niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat het hoger beroep geen doel treft. Het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd, en Susan Fashion wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.208.741/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/583887 / HA ZA 15-313
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 februari 2019
inzake
SUSAN FASHION B.V.,
gevestigd te Naarden,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam,
en

3.[geïntimeerde 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.M. Eringa te Enschede.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Susan Fashion en [geïntimeerden] genoemd. Geïntimeerden worden ieder voor zich respectievelijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] genoemd.
Susan Fashion is bij dagvaardingen van 20 januari 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2016, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Susan Fashion als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagden. Op 12 maart 2017 heeft Susan Fashion twee gegevensdragers met gesprekken alsmede de daarbij behorende transcripten ter griffie gedeponeerd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde 3] ;
- memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .
Ten slotte is arrest gevraagd.
Susan Fashion heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog haar vorderingen zal toewijzen, [geïntimeerden] zal veroordelen om al hetgeen Susan Fashion ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft voldaan aan Susan Fashion terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties met nakosten en rente.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde 3] heeft geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Susan Fashion in de kosten van het geding met nakosten.
Susan Fashion heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
2.2.
Susan Fashion is een bedrijf dat zich onder meer bezighoudt met groothandel in textielgoederen. [geïntimeerde 3] is bestuurder van [X] Group B.V., een vennootschap die zich eveneens bezighoudt met handel in textiel (hierna: [X] ). [geïntimeerde 2] is in het verleden bestuurder geweest van Pagentex B.V. (hierna: Pagentex), een onderneming die zaken heeft gedaan met [X] . [geïntimeerde 1] is de echtgenote van [geïntimeerde 2] .
2.3.
In 2011 leverde Susan Fashion dekbedovertrekken met het predicaat 100% katoen aan Aldi. Susan Fashion had deze dekbedovertrekken laten vervaardigen in Bangladesh. Tot 2011 leverde [X] textielgoederen, waaronder dekbedovertrekken, aan Aldi. [X] betrok deze onder meer van Pagentex.
2.4.
In een brief van 2 oktober 2011 van [geïntimeerde 1] aan de directie van Aldi Nederland (hierna: de brief) staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
‘(…) Wij hebben op 21 september jl. een dekbedovertrek set gekocht in uw filiaal in [plaats] op het [adres] .
Op de verpakking stond duidelijk vermeld dat de kwaliteit 100% katoen was, en dat was voor ons erg belangrijk omdat mijn vrouw allergisch is voor synthetische producten.
Na gebruik kreeg mijn vrouw vroeg in de ochtend een enorme allergische reactie en is met spoed opgenomen in het ziekenhuis Amstelveen en diende zelfs beademd te worden voor twee dagen.
Op dit moment wisten wij nog niet waardoor deze reactie teweeg gebracht is.
Na thuiskomst van mijn vrouw zijn wij gaan nadenken en hebben aan het nieuwe dekbedovertrek gedacht.
Wij hebben dit dekbedovertrek laten testen bij een laboratorium van een bevriende relatie die in de textielbranche zit.
Na ontvangst van de resultaten stonden wij verbaasd van het feit dat er in dit dekbedovertrek polyester geweven is, zelfs met een percentage van meer dan 40%.
U begrijpt dat wij als vaste klant van Aldi enorm geschrokken zijn dat de consumentenvoorlichting hier zo in tekort schiet, afgezien van het feit, dat zij door deze misleiding in een zeer kritieke toestand zijn beland in het ziekenhuis.
Voor uw informatie zijn wij ook lid van de consumentenbond en hebben deze brief als kopie naar de consumentenbond verstuurd.(…)’
2.5.
Naar aanleiding van deze brief heeft Aldi contact opgenomen met Susan Fashion en haar verzocht het desbetreffende dekbed te laten testen. Uit het laboratoriumonderzoek kwam naar voren dat de kussensloop 51% polyester bevatte en de bovenkant van het dekbedovertrek 65% polyester.
2.6.
Aldi heeft daarop alle uitgeleverde dekbedovertrekken uit alle winkelschappen laten verwijderen en een aantal monsters daarvan laten testen door TÜV Rheinland Nederland B.V. Uit het laboratoriumrapport van 14 november 2011 blijkt dat van de negen onderzochte monsters drie polyester bevatten (respectievelijk 47%, 48% en 49%) en uit het laboratoriumrapport van 18 november 2011 blijkt dat van de negen onderzochte monsters vijf polyester bevatten (respectievelijk 47%, 48%, 48%, 49% en 53%).
2.7.
Op 17 februari 2015 heeft er tussen de directeur van Susan Fashion, de heer [K] (hierna: [K] ), en [geïntimeerde 3] een telefoongesprek plaatsgevonden, waarin [K] meermalen de brief ter sprake brengt. Een transcriptie van dit gesprek is in de dagvaarding in eerste aanleg op pagina 10 tot en met 12 weergegeven.
2.8.
Op 19 februari 2015 heeft er tussen [K] en [geïntimeerde 2] een gesprek plaatsgevonden, waarin [K] om opheldering vraagt over wiens idee het was de brief te sturen. Een transcriptie van dit gesprek is in de dagvaarding in eerste aanleg op pagina 13 tot en met 16 weergegeven.

3.Beoordeling

3.1.
Susan Fashion vordert in deze procedure dat voor recht wordt verklaard dat [geïntimeerden] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld, dat zij hoofdelijk jegens haar aansprakelijk zijn en gehouden zijn de schade die daarvan het gevolg is, aan haar te vergoeden alsmede veroordeling van [geïntimeerden] tot schadevergoeding, op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vorderingen van Susan Fashion afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat zelfs indien alle door Susan Fashion gestelde feiten zouden worden bewezen, van onrechtmatig handelen van [geïntimeerden] geen sprake is en de grondslag aan de vorderingen van Susan Fashion daarmee komt te vervallen. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten basis gelegde motivering komt Susan Fashion in hoger beroep op.
3.2.
Susan Fashion richt zich met haar grief tegen het oordeel van de rechtbank dat het handelen van [geïntimeerden] niet onrechtmatig is en dat de schade van Susan Fashion geen gevolg is van het handelen van [geïntimeerden] dat eventueel in strijd komt met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, maar van een mededeling die op feiten berust en die [geïntimeerden] onder de aandacht van Aldi hebben mogen brengen. Susan Fashion voert aan dat [geïntimeerden] hebben samengespannen om Susan Fashion een hak te zetten en uit de markt te duwen en aldus hebben gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [geïntimeerden] hebben de brief aan Aldi onnodig aangedikt en een ziekenhuisopname en een behandeling met beademingsapparatuur verzonnen. Door de wijze waarop [geïntimeerden] de klacht hebben geconstrueerd en onder de aandacht van Aldi hebben gebracht, hebben zij de kenbare belangen van Susan Fashion met opzet veronachtzaamd en opzettelijk geschaad. Susan Fashion is daardoor Aldi als klant kwijtgeraakt, waardoor zij omzet heeft gederfd. Als van een zakelijke melding van enkel ware feiten sprake zou zijn geweest, zou Aldi de relatie met Susan Fashion niet hebben verbroken en zou de schade niet (volledig) geleden zijn. [geïntimeerden] voeren hiertegen gemotiveerd verweer.
3.3.
Het hof stelt voorop dat het aan Susan Fashion is om feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting te bewijzen die de gevolgtrekkingen kunnen dragen dat [geïntimeerden] tegenover Susan Fashion hebben gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en dat Susan Fashion als gevolg daarvan schade heeft geleden. Als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat vast komt te staan dat [geïntimeerden] onderling hebben samengespannen en dat de gestelde gebeurtenissen in de brief niet werkelijk hebben plaatsgehad en [geïntimeerden] aldus in strijd hebben gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, betekent dit op zichzelf nog niet dat [geïntimeerden] jegens Susan Fashion aansprakelijk zijn voor het door haar gestelde omzetverlies dat het gevolg is van de breuk met Aldi. Daartoe is meer vereist. In het oordeel van de rechtbank ligt ook besloten dat Aldi de relatie met Susan Fashion niet heeft verbroken vanwege – kort gezegd – de in de brief van 2 oktober 2011 gestelde gezondheidsproblemen van [geïntimeerde 2] , maar vanwege het enkele feit dat de haar geleverde dekbedovertrekken niet van 100% katoen waren terwijl dat wel op de verpakking daarvan stond. De gestelde schade van Susan Fashion is derhalve het gevolg van een juist gebleken mededeling over de samenstelling van het geleverde textiel en niet van het aanzetten van die mededeling met wellicht onjuiste beweringen. In hoger beroep stelt Susan Fashion in dit verband dat Aldi de relatie met haar niet zou hebben verbroken als de informatie over de dekbedovertrekken op een andere, waarheidsgetrouwe en onder de gegeven omstandigheden wel aanvaardbare, zakelijke wijze zou zijn gedeeld, maar dit is door [geïntimeerden] gemotiveerd betwist. Susan Fashion heeft geen concrete feiten of omstandigheden ten bewijze aangeboden die, indien bewezen, haar voornoemde stelling ter zake van de vereiste causaliteit kunnen dragen. Bij gebreke van voldoende concrete stellingen waaruit volgt dat het vereiste causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de geleden schade aanwezig is, is voor bewijslevering geen plaats. Daar komt nog bij dat Susan Fashion ook niet een voldoende specifiek bewijsaanbod heeft gedaan betreffende haar stelling dat Aldi de relatie met haar niet zou hebben verbroken als [geïntimeerden] de informatie over de dekbedovertrekken op een andere, waarheidsgetrouwe en aanvaardbare manier aan Aldi zouden hebben gemeld. Zij heeft slechts aangeboden te bewijzen dat het verzenden van de brief van [geïntimeerde 1] de oorzaak is geweest van het verbreken van de relatie tussen Aldi en Susan Fashion. Onder deze omstandigheden kan de grief van Susan Fashion tegen het oordeel van de rechtbank dat de schade niet het gevolg is van handelen van [geïntimeerden] dat eventueel in strijd komt met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, niet slagen.
3.4
In het vorenoverwogene ligt besloten dat niet aannemelijk is geworden dat Susan Fashion als gevolg van het gestelde onrechtmatige handelen enige schade heeft geleden. Susan Fashion heeft immers geen andere mogelijke schade gesteld dan omzetverlies en het causaal verband tussen deze schade en de gestelde onrechtmatige daad kan niet worden aangenomen. Daarmee valt het doek voor alle vorderingen van Susan Fashion. Bij de gevorderde verklaring voor recht heeft Susan Fashion onder deze omstandigheden, naar [geïntimeerden] terecht hebben aangevoerd (conclusie van antwoord, nr. 20), geen belang. Dat Susan Fashion bij die verklaring een ander belang heeft dan het verkrijgen van schadevergoeding, is gesteld noch gebleken.
3.5.
De slotsom is dat het hoger beroep geen doel treft. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Susan Fashion zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Susan Fashion in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Bink en [geïntimeerde 2] begroot op € 313,- aan verschotten en op € 894,- aan salaris advocaat;
veroordeelt Susan Fashion in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde 3] begroot op € 313,- aan verschotten en op € 894,- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 131,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, A.L.M. Keirse en A.P. Schoonbrood-Wessels en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2019.