ECLI:NL:GHAMS:2019:3908

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
23-000845-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis ontneming in hoger beroep tegen veroordeelde voor diefstal met geweld in vereniging

Op 5 september 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2019. In eerste aanleg had het openbaar ministerie gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zou worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 705,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging. Tegen dit vonnis heeft de veroordeelde hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 augustus 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis van de rechtbank heeft gevorderd. De verdediging heeft ook haar standpunten naar voren gebracht. Na het onderzoek heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te bevestigen, waarbij het hof zich verenigde met de overwegingen van de rechtbank.

Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof en is gewezen door de meervoudige strafkamer. De beslissing van het hof houdt in dat de veroordeelde de verplichting tot betaling van het geldbedrag aan de Staat moet nakomen, zoals eerder opgelegd door de rechtbank.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000845-19
datum uitspraak: 5 september 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2019 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-684329-18 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 705,00.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank van 19 februari 2019 –kort gezegd– veroordeeld ter zake van diefstal met geweld in vereniging.
Voorts heeft de rechtbank bij vonnis van 19 februari 2019 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 705,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de veroordeelde is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van dit gerechtshof van 5 september 2019 eveneens veroordeeld ter zake van diefstal met geweld in vereniging.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M. Iedema en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 september 2019.
=========================================================================
[…]