ECLI:NL:GHAMS:2019:390

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
200.201.481/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil over CAR-verzekering na wijziging van bestek en schade door groutwerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een dekkingsgeschil tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. en Bouwcombinatie van Wijnen/Heijmans V.O.F. naar aanleiding van schade die is ontstaan tijdens groutwerkzaamheden bij de herontwikkeling van het plein en winkelcentrum Zaailand te Leeuwarden. Achmea, als CAR-verzekeraar, stelt dat de schade niet is verzekerd, omdat de schade is ontstaan door werkzaamheden die niet onder de dekking van de verzekering vallen. De Bouwcombinatie vordert een aanvullend bedrag van € 139.098,56, maar Achmea weigert dekking te verlenen voor de schade die na 20 juli 2010 is ontstaan, omdat deze niet het gevolg zou zijn van eerdere incidenten.

Het hof oordeelt dat de clausule in de verzekering, die na een bespreking op 9 juni 2010 is aangepast, bepaalt dat schade aan de groutpalenwand niet is verzekerd, tenzij de verzekerde kan aantonen dat de schade niet is veroorzaakt door de wijze van uitvoering of andere benoemde omstandigheden. Het hof komt tot de conclusie dat de schade die door de groutwerkzaamheden is ontstaan, niet onder de dekking van de verzekering valt. De rechtbank had deze clausule te beperkt uitgelegd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de Bouwcombinatie af, waarbij de Bouwcombinatie in de kosten van het geding wordt verwezen.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming over de dekking in verzekeringscontracten, vooral bij wijzigingen in de uitvoering van werkzaamheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.201.481/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/596338 HA ZA 15-985
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 februari 2019
inzake
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
tegen
BOUWCOMBINATIE VAN WIJNEN/HEIJMANS V.O.F.,
gevestigd te Gorredijk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.H.R van Boetzelaar te Heerenveen.

1.Het verder verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Achmea en de Bouwcombinatie genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot aan 6 februari 2018 wordt verwezen naar het op die datum gewezen tussenarrest. Bij het tussenarrest is een comparitie van partijen gelast die op 23 november 2018 heeft plaatsgevonden. Van hetgeen op deze zitting aan de orde is gekomen, is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Uitganspunt voor de verdere beoordeling zijn de feiten zoals die in het tussenarrest zijn opgesomd en hetgeen tijdens de comparitie van partijen aan de orde is gekomen. Tijdens de comparitie heeft [X] aangevoerd dat – in tegenstelling tot wat is vermeld in rov. 2.15 van het tussenarrest – hij geen goedkeuring heeft gegeven aan de maatregelen die de Bouwcombinatie bij het opstarten van de werkzaamheden op 12 juli 2010 heeft getroffen ter voorkoming van (verdere) schade. Het hof ziet geen ruimte om op deze overweging terug te komen. Deze vaststelling komt overeen met rov. 2.15 van het bestreden vonnis, waartegen Achmea geen grief heeft gericht. Het bezwaar tegen deze overweging is daarmee te laat aangevoerd, want dat had in de memorie van grieven gemoeten. Uit het hierna volgende zal overigens blijken dat deze omstandigheid geen rol speelt bij de uiteindelijke beslissingen van het hof.
2.2.
Deze procedure betreft een dekkingsgeschil. Bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden is schade ontstaan. Achmea (meer specifiek: Centraal Beheer Achmea als onderdeel van het Achmea-concern) is de CAR-verzekeraar van het werk en is van mening dat de gevorderde schade niet is verzekerd. Zij is naar aanleiding van de ontstane schade deels tot uitkering onder de verzekering overgegaan, maar stelt dat onverplicht te hebben gedaan. Het meerdere dat de Bouwcombinatie in deze procedure vordert, is zij niet bereid uit te keren. Volgens Achmea heeft de aanspraak betrekking op niet-verzekerde schade als gevolg van groutwerkzaamheden.
2.3.
Het werk zag op de stedenbouwkundige herontwikkeling van het plein en winkelcentrum Zaailand te Leeuwarden. In het oorspronkelijke bestek zou een damwand als waterkering worden geplaatst op de grens van het bestaande winkelcentrum en het nieuw te bouwen deel. De sleuf tussen de damwand en het te plaatsen tijdelijke waterkerende scherm zou worden opgevuld met onderwaterbeton om een waterdichte afsluiting te krijgen. De Bouwcombinatie wilde de waterkering op een andere wijze uitvoeren, namelijk met een groutpalenwand, en heeft daartoe een bestekwijziging voorgesteld. De Bouwcombinatie heeft de bij het werk betrokkenen, waaronder Achmea als CAR-verzekeraar, in kennis gesteld van het voornemen de damwand in het bestek te laten vervallen en deze te vervangen door een groutpalenwand. Het aanbrengen van een groutpalenwand gebeurt door het boren van gaten in de bodem. Deze worden gevuld met water en vervolgens wordt onder hoge druk met een spuitlans betonmortel (grout) in de gaten geperst. De bedoeling is dat aldus betonkolommen in de bodem ontstaan die, als deze naast elkaar worden geplaatst, samen een ondergrondse wand vormen.
2.4.
Het contact tussen de Bouwcombinatie met Achmea verliep via haar adviseur [X] . [X] heeft kenbaar gemaakt dat Achmea in het verleden slechte ervaringen heeft opgedaan met groutwanden en daarom de voorgenomen methode niet zondermeer volledig wilde verzekeren. Het risico achtte Achmea onacceptabel gezien de eerdere ervaringen. Dit standpunt is verwoord in een e-mail van [X] van 21 mei 2010 aan de projectleider van de Bouwcombinatie (productie 4 bij de inleidende dagvaarding). Meegedeeld is dat Achmea alleen in overleg akkoord zou kunnen gaan met een groutpalenwand, maar dat daarbij dan wel een beperking geldt van de dekking. De tekst van de aanvullende clausule die Achmea alsdan in de verzekering zal opnemen, is in deze e-mail weergegeven:
“Grout/beton palenwand
Schade aan, door of verlies van de grout/beton palenwand is niet verzekerd, tenzij verzekerde aantoont dat de schade niet werd veroorzaakt door het gebruikte materiaal, en/of de wijze van uitvoering en/of de aanwezige grondsamenstelling en/of de terreincondities en/of de verwerkte materialen.
Het niet tot stand komen van de grout/beton palenwand is niet verzekerd. Het niet waterdicht zijn van de aansluitnaden van de palen onderling en met andere bouwdelen, en de gevolgschade is evenmin verzekerd.”
2.5.
Vervolgens heeft op initiatief van [X] op 9 juni 2010 in breed verband een gesprek plaatsgevonden om alle risico’s van de voorgestelde uitvoeringswijze te bespreken. In het verslag van dit gesprek is het volgende vermeld over de verzekering:
“Dhr. [X] heeft in de e-mail van d.d. 21-05-2010 aangegeven dat schade aan, door of verlies van de grout/beton palenwand niet verzekerd is, tenzij verzekerde aantoont dat de schade niet werd veroorzaakt door het gebruikte materiaal, en/of de wijze van uitvoering en/of de aanwezig grondsamenstelling en/of de terreincondities en/of de verwerkte materialen.
Het niet tot stand komen van de grout/beton palenwand is niet verzekerd. Het niet waterdicht zijn van de aansluitnaden van de palen onderling en met andere bouwdelen, en de gevolgschade is evenmin verzekerd.
Dhr. [X] legt uit waarom deze uitvoeringsmethode niet gedekt wordt.
Daarbij geeft dhr. [X] aan dat de huidige uitvoeringsmethode (permanente damwand en onderwater beton) ook beperkingen gelden. Dhr. [X] zal voor beide methoden het verschil aangeven.”
Achmea heeft zich bereid verklaard een uitvoering met een groutpalenwand te verzekeren. [X] heeft de aanpassing van de verzekering per e-mail van 10 juni 2010 aan de bij het werk betrokkenen bevestigd (aangehaald in rov. 2.11 van het tussenarrest). Op de verzekering is de genoemde clausule “Grout/beton palenwand” van Centraal Beheer Achmea van toepassing verklaard. In deze e-mail geeft [X] tevens, zoals aangekondigd tijdens de bespreking van 9 juni 2010, een nadere toelichting op de omvang van de dekking.
2.6.
Op 5, 6 en 7 juli 2010 is wateroverlast ontstaan, met name in de kelder van het bestaande winkelcentrum. Uit de onbestreden gebleven conclusies van [Z] Expertises (hierna: [Z] ) volgt dat water uit een scheur in de betonnen vloer van de centrale hal van de kelder is gestroomd. Partijen zijn het erover eens dat de schade is ontstaan door de groutwerkzaamheden, meer specifiek door de druk van de zogenaamde retourspoeling. Daarnaast is schade ontstaan doordat bij de boringen ten behoeve van de groutpalenwand op één of meerdere plaatsen bestaande rioleringsbuizen zijn doorboord. Na het hervatten van de werkzaamheden op 12 juli 2010 is het werk op 14 juli 2010 opnieuw stilgelegd nadat opnieuw problemen waren ontstaan. Door de opgevoerde druk als gevolg van de groutwerkzaamheden kwam de betonnen vloer omhoog en is deze vervormd, waardoor ook een spiegelwand is geknapt en een roltrap ontzet is geraakt.
2.7.
Op basis van de bevindingen van [Z] heeft Achmea de schade als gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden tot en met 14 juli 2010 vastgesteld op een bedrag van € 77.073,14. Daarvan is na aftrek van het toepasselijke eigen risico van € 10.000,00 een bedrag van € 67.073,14 onder de verzekering uitgekeerd. De vastgestelde schade ziet op het herstel van de doorboorde rioleringen, het herstel van de vervormde keldervloer en vergoedingen in verband met schade van derden (wateroverlast bij winkeleigenaren en een beschadigde winkelpui).
2.8.
Op 14 juli 2010 waren de groutwerkzaamheden nog niet afgerond. Deze zijn vanaf 20 juli 2010 voortgezet. Voor de schade die na deze datum is geconstateerd, heeft Achmea geweigerd dekking te verlenen. Volgens de Bouwcombinatie is de schade die na 20 juli 2010 is ontstaan niet het gevolg van nieuwe incidenten, maar betreft dit het na-ijlen van de schade die al is ontstaan als gevolg van de incidenten vóór 20 juli 2010. Achmea bestrijdt dat de vanaf 20 juli 2010 geconstateerde schade het gevolg is van werkzaamheden of incidenten van vóór deze datum. Het gaat om scheuren die zijn ontstaan in de vloer. Vloeren scheuren volgens Achmea niet zomaar. Omdat Achmea dekking heeft geweigerd voor de schade die vanaf 20 juli 2010 is ontstaan, heeft zij [Z] geen expertise laten uitvoeren naar de oorzaak en de omvang daarvan.
2.9.
De voorliggende vraag is of Achmea terecht dekking weigert voor het door de Bouwcombinatie gevorderde aanvullende bedrag van € 139.098,56 in hoofdsom. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat partijen het erover eens zijn dat dit bedrag betrekking heeft op schade die is ontstaan door de uitvoering van de groutwerkzaamheden. Als juist is wat Achmea stelt, namelijk dat de schade die door deze oorzaak is ontstaan niet is verzekerd, zal de vordering van de Bouwcombinatie moeten worden afgewezen. Als dit standpunt van Achmea wordt verworpen, wordt toegekomen aan de overige dekkingsverweren van Achmea, met name haar stelling dat zij in haar belangen is geschaad doordat de vanaf 20 juli 2010 ontstane schade te laat is gemeld. Ter onderbouwing daarvan heeft Achmea aangevoerd dat het werk al gereed was op het moment van deze schademelding, zodat Achmea niet meer de mogelijkheid had invloed uit te oefenen op de uitvoeringswijze en de door de Bouwcombinatie te treffen voorzorgsmaatregelen.
2.10.
Kern van het dekkingsgeschil is hoe de clausule moet worden uitgelegd die na de bespreking van 9 juni 2010 op de verzekering van toepassing is verklaard, mede in het licht van de door [X] gegeven toelichting op de omvang van de dekking en de overige omstandigheden van het geval. De verzekering is samengesteld uit verschillende algemene en bijzondere verzekeringsvoorwaarden volgens een bepaald model. Over de tekst van dergelijke voorwaarden wordt in de regel niet onderhandeld. Daarom geldt als uitgangspunt voor de uitleg van de verzekering dat deze met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de relevante bepalingen zijn gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel (HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793). Dit uitgangspunt zou uitzondering kunnen lijden als de verzekeraar en de verzekeringnemer over concrete, voor het geschil relevante onderdelen van de tekst van de verzekering wel overleg hebben gehad en/of als daarover onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2687). Onvoldoende is bestreden dat de clausule die op de verzekering van toepassing is verklaard een standaardclausule is van Centraal Beheer Achmea die zij in dit soort gevallen toepast. Partijen hebben uitvoerig gesproken over de risico’s die als gevolg van de bestekwijziging zouden kunnen ontstaan. Zij hebben echter niet onderhandeld over de aanpassing van de tekst van de verzekering. Als gezegd heeft Achmea in reactie op de voorgestelde bestekwijziging aangekondigd dat zij de dekking met een bepaalde clausule zou gaan beperken en de betreffende clausule is uiteindelijk ook op de overeenkomst van toepassing verklaard.
2.11.
Uit de tekst van de clausule volgt dat schade aan, verlies van en door de groutpalenwand niet is verzekerd, tenzij de schade niet is veroorzaakt door het gebruikte materiaal, de uitvoering, de grondsamenstelling, de terreincondities en/of de verwerkte materialen. Tevens is niet verzekerd dat de wand niet tot stand komt of niet waterdicht zou zijn. De rechtbank is kort gezegd tot het oordeel gekomen dat schade ontstaan als gevolg van de
uitvoeringvan de groutwerkzaamheden niet is uitgesloten van dekking en daarmee is verzekerd. In de clausule wordt volgens de rechtbank niet gerefereerd aan de uitvoeringsfase van de werkzaamheden en de door Achmea gestelde uitsluiting van dekking kan evenmin worden afgeleid uit de door [X] gegeven toelichting in zijn e-mail van 10 juni 2010.
2.12.
Het hof komt tot een ander oordeel dan de rechtbank. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het oorspronkelijke bestek ging uit van een uitvoering met een damwand. Daarvoor zijn in de verzekering de volgende clausules opgenomen:
“Damwanden uitbreiding
Deze verzekering is geaccepteerd onder de voorwaarde dat de volgende materialen en/of uitvoering worden toegepast:
(…)
Indien in geval van schade blijkt dat niet is voldaan aan de toepassing van deze materialen en/of uitvoering, is er geen dekking, tenzij verzekerde bewijst dat de schade hierdoor niet is ontstaan en/of verergerd.
Damwanden
Niet verzekerd zijn de kosten van herstel of vervanging van damwandconstructies of delen daarvan in geval van:
- uit het slot lopen of vervormen tijdens het inbrengen en/of verwijderen;
- mislocatie, scheefstand of verplaatsing zonder dat er sprake is van bezwijken;
- lekkage op naden, sparingen, voegen en aansluitingen. (…)”.
2.13.
Met Achmea is het hof van oordeel dat deze clausules aldus moeten worden uitgelegd – voor zover van belang – dat de schade die door of tijdens de uitvoering van de damwandwerkzaamheden ontstaat in beginsel is verzekerd, maar dat daarop bepaalde uitsluitingen van toepassing zijn. Geen dekking bestaat bijvoorbeeld voor schade als andere materialen zijn gebruikt en/of een andere wijze uitvoering heeft plaatsgevonden dan is overeengekomen. Verder zijn kosten van herstel of vervanging niet verzekerd als zich specifieke schadevoorvallen voordoen, zoals bijvoorbeeld het uit het slot lopen of vervormen van de damwand tijdens het inbrengen.
2.14.
Partijen zijn het erover eens dat de genoemde clausule zoals die is vermeld in de e-mails van [X] wat betreft de uitvoering met een groutpalenwand in de plaats is gekomen van de hiervoor aangehaalde clausules die zien op een uitvoering met een damwand. Met Achmea is het hof van oordeel dat deze clausule op dezelfde wijze als de damwandenclausules dient te worden begrepen en dus in beginsel ook van toepassing is op schade die door of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ontstaat. Het verschil tussen deze clausule enerzijds en de clausules voor damwanden anderzijds is dat op de clausule veel ruimere uitsluitingen van toepassing zijn. De gekozen formulering heeft tot gevolg dat schade niet is verzekerd, tenzij de verzekerde aantoont dat de schade niet werd veroorzaakt door een aantal benoemde omstandigheden, daaronder begrepen de wijze van uitvoering van het werk. Dit alles heeft tot gevolg dat – zoals Achmea terecht stelt – schade die door de groutwerkzaamheden is ontstaan van dekking is uitgesloten. Dit betekent tevens dat de rechtbank deze clausule te beperkt heeft uitgelegd door – kennelijk – onder “
schade (…) door (…) de grout/beton palenwand” niet te verstaan de schade die ontstaat door de groutwerkzaamheden, daaronder begrepen de schade als gevolg van de specifieke uitvoeringsmethode waarmee een groutpalenwand tot stand komt.
2.15.
Uit de e-mails [X] en het verslag van de bespreking van 9 juni 2010 volgt niet dat Achmea – in tegenstelling tot hetgeen blijkens het voorgaande volgt uit de tekst van de verzekering – heeft bedoeld de wijze van uitvoering van de groutpalenwand wel onder de dekking te brengen, zoals de Bouwcombinatie stelt. De strekking van de e-mail van 21 mei 2010 en de aangehaalde passage uit het verslag van de bespreking van 9 juni 2010 is dat Achmea vindt dat een uitvoering met een groutpalenwand voor haar als verzekeraar een aanmerkelijk groter risico inhoudt dan een uitvoering met een damwand. In de e-mail van 21 mei 2010 staat concreet dat Achmea het risico onacceptabel vindt en in het verslag van 9 juni 2010 staat dat [X] uitlegt waarom deze uitvoeringsmethode niet gedekt wordt. De wijziging van het bestek was voor Achmea dus aanleiding om de dekking te beperken. Uit deze e-mails blijkt afdoende duidelijk dat de bijkomende specifieke risico’s die Achmea niet wil verzekeren zien op de methode waarmee een groutpalenwand tot stand wordt gebracht.
2.16.
In de e-mail van 10 juni 2010 heeft [X] een toelichting gegeven op de aangepaste dekking. Anders dan de Bouwcombinatie aanvoert, volgt daaruit niet dat de dekking voor de groutpalenwand soortgelijk is aan die bij een uitvoering met een damwand. In de e-mail van 10 juli 2010 wordt toegelicht dat bepaalde uitsluitingen voor schade die zijn opgenomen in de clausule, ook in de bestaande verzekering zijn terug te vinden. Genoemd wordt dat de uitsluiting van schade ontstaan door het lekken van de groutpalenwand op gelijke wijze geldt als voor een damwand. Evenals geldt voor een damwand, is het risico dat een groutpalenwand niet waterdicht is niet verzekerd. Verder wordt de vergelijking gemaakt met de betonclausule en de “in de grond gevormde palen clausule”. Op grond van die clausules is de toepassing niet verzekerd, waardoor onder andere een onjuiste groutsamenstelling of ondeugdelijke uitvoering niet is verzekerd. Uit deze e-mail van 10 juli 2010 kan dan ook niet méér worden afgeleid dan dat er overeenkomsten zijn qua uitsluitingen tussen de clausule en andere bepalingen in de verzekering. Daaruit kan niet (omgekeerd) worden afgeleid dat de dekking voor de groutpalenwand soortgelijk zou zijn aan die bij een uitvoering met een damwand. Dat lag ook niet voor de hand, gezien de eerdere uitlatingen van [X] , namelijk dat de bestekwijziging zou leiden tot risico’s die Achmea niet wilde verzekeren, zodat zij daarom de dekking wilde aanpassen door deze met een clausule te
beperken. De clausule waarin die beperking is opgenomen is in de e-mail van 21 mei 2010 reeds weergegeven, blijkens het verslag van de bijeenkomst op 9 juli 2010 met de Bouwcombinatie besproken en vervolgens op de verzekering van toepassing verklaard.
2.17.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van Achmea terecht is ingesteld. De gevorderde schade is ontstaan door groutwerkzaamheden die niet zijn verzekerd. Het tussenvonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en de vorderingen van de Bouwcombinatie dienen alsnog te worden afgewezen. Het overige dat partijen hebben aangevoerd kan buiten bespreking blijven.
2.18.
De Bouwcombinatie zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
wijst af de vorderingen van de Bouwcombinatie;
veroordeelt de Bouwcombinatie in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Achmea begroot op € 3.864,00 aan verschotten en € 2.842,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 5.295,54 aan verschotten, € 6.322,00 voor salaris en op € 157,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, J.W.M. Tromp en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2019.