Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
4. Toelichting door de vicevoorzitter op de gebeurtenissen na de Algemene Ledenvergadering van 12 januari 2011 en een vooruitblik
corporate governancevan Huis & Erf. Par. 3.3.4 geeft informatie over de algemene vergaderingen die in 2010 zijn gehouden en vermeldt onder meer (p. 19):
Treasury’ en vermeldt op p. 25-26 onder meer:
Schijndel, Vicaris van Alphenstraat
4.6.4 Aankoopbeleid
Besluit: de leden verlenen decharge aan de statutair directeur en de Raad van Toezicht over de stukken die aan de algemene ledenvergadering zijn overgelegd.’
3.Beoordeling
business caseen (iv) zonder ook maar één enkele huur- of verkoopovereenkomst te hebben gesloten. Bovendien heeft [geïntimeerde] relevante informatie buiten het zicht van de raad van toezicht gehouden, aldus Huis & Erf.
grief 1dat in het dechargebesluit geen kwijting is verleend aan [geïntimeerde] , maar aan [K] . Zij droeg immers als bestuurder de verantwoordelijkheid voor het opstellen van het jaarverslag 2010 en fungeerde als directeur-bestuurder ten tijde van de dechargeverlening. Daarbij moet worden bedacht dat [K] in een brief namens Huis & Erf aan Brinvast van 15 juni 2011 alle rechten jegens [geïntimeerde] had voorbehouden. Hetzelfde had Huis & Erf bij monde van haar advocaat op 15 juni 2011 geschreven aan [geïntimeerde] . Decharge kort hierna staat hier haaks op. [geïntimeerde] heeft daarom niet erop kunnen vertrouwen dat de kwijting op hem betrekking had.
interimbestuurder. Tegen die achtergrond kan de kwijting (wat de statutair bestuurder betreft) slechts redelijkerwijs begrepen worden als betrekking hebbend op [geïntimeerde] .
opstellen(en overleggen) van de aan de ALV verstrekte stukken en dat het besluit om die reden slechts betrekking kan hebben op [K] en leden van de RvT die op dat moment in functie waren, moet dit betoog worden verworpen. Ingevolge de laatste volzin van artikel 39 lid 7 heeft de aldaar bedoelde decharge alleen betrekking op die stukken de aan de algemene vergadering zijn overgelegd. Deze bepaling moet aldus worden begrepen dat een decharge betrekking heeft op de gegevens die uit de overgelegde stukken blijken (zie ook 3.5.2.). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt ook niet in te zien, dat voor het enkel opstellen van de overgelegde stukken kwijting zou moeten worden verleend en dat geen kwijting wordt verleend voor het door de bestuurder gevoerde bestuur dat blijkt uit het jaarverslag.
grieven 2 en 3zijn gericht tegen rov. 4.8 – 4.13. Daarin overweegt de rechtbank samengevat dat [geïntimeerde] in beginsel een beroep op decharge toekomt, met dien verstande dat deze slechts ziet op het handelen van hem als bestuurder dat bekend is bij de algemene vergadering. Dit betekent dat zijn beleid in die vergadering aan de orde moet zijn geweest of dat dit blijkt uit het jaarverslag. (rov. 4.8) Uit het jaarverslag kan worden opgemaakt dat het project Vicaris een onrendabele investering is en dat er ernstige problemen waren met betrekking tot het functioneren van [geïntimeerde] (rov. 4.9). Uit de notulen van de algemene vergadering van 30 juni 2011 blijkt dat het jaarverslag is besproken en dat ook het project Vicaris aan de orde is gesteld (rov. 4.10). Op grond van de inhoud van het jaarverslag 2010 in combinatie met de notulen van de algemene vergadering van 30 juni 2011 kan worden geconcludeerd dat aan de algemene vergadering reeds de nodige en relevante informatie is gegeven (rov. 4.11). Huis & Erf heeft niet betwist dat de algemene vergadering over meer relevante informatie beschikte dan alleen het jaarverslag 2010 en hetgeen uit de notulen is gebleken. Huis & Erf heeft deze ontbrekende informatie niet in het geding gebracht en geen opgave gedaan van alle informatie die Huis & Erf aan de algemene vergadering ter beschikking heeft gesteld. Er is daarom geen grond om te oordelen dat de aan [geïntimeerde] verleende decharge geen betrekking zou hebben op de in deze procedure verweten handelwijze ten aanzien van het project Vicaris. (rov. 4.12) Conclusie is dat de algemene vergadering op 30 juni 2011 [geïntimeerde] decharge heeft verleend waarbij zij volledig bekend was met de handelwijze van [geïntimeerde] inzake het Vicaris project. De vordering op grond van artikel 2:9 BW kan niet worden toegewezen (rov. 4.13).
NJ1997/360 (
Staleman/Van de Ven))
business caseniet rond waren en zonder dat een huur- of verkoopovereenkomst was gesloten. Het vorenstaande geldt te meer gelet op de informatie die anderszins aan de algemene vergadering is bekendgemaakt voordat deze het jaarverslag vaststelde.