ECLI:NL:GHAMS:2019:3799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
19/00036
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke geschil over tariefschorsing voor siliconen producten gebruikt in chirurgische implantaten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X B.V.] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vraag of de producten MED1-6609 en MED1-6649 onder de tariefschorsing van Verordening (EU) Nr. 1387/2013 vallen, die geldt voor siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen, gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt aan belanghebbende, omdat hij van mening was dat de producten niet onder de tariefschorsing vielen. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van silica in de producten betekende dat de tariefschorsing niet van toepassing was. In hoger beroep heeft het Hof van Amsterdam de zaak opnieuw beoordeeld. Het Hof concludeerde dat de producten wel degelijk aan de voorwaarden voor de tariefschorsing voldoen, ondanks de aanwezigheid van silica. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond. De UTB werd verminderd en de inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de omschrijving van producten waarvoor tariefschorsingen gelden, objectief en aan de hand van de tekst van de omschrijving te interpreteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 19/00036
9 juli 2019
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X B.V.], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. J.A.G. Winkels, Ernst & Young Belastingadviseurs LLP te Rotterdam)
tegen de uitspraak van 3 december 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/1040 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 1 april 2016 aan belanghebbende een
uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 390.864,66.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 11 januari 2017 het bezwaar ongegrond verklaard en de utb gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 3 december 2018 heeft de rechtbank het door belanghebbende
ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 9 januari 2019 en is aangevuld bij brief van 4 maart 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Bij brief van 27 mei 2019 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019. Namens
belanghebbende is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, [B], [C] en [D]. Namens de inspecteur is verschenen mr. R.F. van ’t Loo, bijgestaan door M. Berkheij en Y.J.G.E. van Soest. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
In de ontwikkeling van het geschil in hoger beroep vindt het Hof aanleiding de feiten als volgt vast te stellen.
2.2.
Belanghebbende vervaardigt borstimplantaten. Zij gebruikt daarvoor, voor zover hier van belang, grondstoffen van het Amerikaanse bedrijf [B LLC] . Voor de vervaardiging van het omhulsel van een implantaat doopt zij een voorgevormde metalen mal (een zogenoemde mandrel) meerdere malen in siliconenmengsels. Dit zijn achtereenvolgens een dimethylmengsel, een diphenylmengsel en vervolgens weer een dimethylmengsel.
2.3.
Belanghebbende betrekt van [B LLC] de producten MED1-6609 (een diphenyldispersie) en MED1-6649 (een dimethyldispersie). Beide producten bestaan op het moment van invoer uit twee afzonderlijk verpakte componenten, welke voor gebruik in de verhouding 1:1 met elkaar vermengd dienen te worden. Tussen partijen is niet in geschil dat zowel MED1-6609 als MED1-6649, met toepassing van indelingsregel 2a en gelet op het bepaalde in aantekening 4 op hoofdstuk 32, dient te worden ingedeeld in GN-onderverdeling 3208 9019. Beide producten zijn dispersies van siliconen, welke dispersies meer dan 50 gewichtspercenten xyleen bevatten. Daarnaast bevatten beide producten ook andere bestanddelen. Uit bijlage 11 bij het beroepschrift in eerste aanleg blijkt de volgende samenstelling (in de Engelse taal):
MED1-6609
MED1-6649
Ingredient
%Composition
Ingredient
%Composition
Diphenyl-dimethyl
polysiloxane
20 - 35
Vinylmethyl-dimethyl
polysiloxane
60 - 801
Silica
<10
Silica
15 - 25
Siloxane crosslinker
<1
Siloxane crosslinker
<1
Platinum catalyst
<1
Platinum catalyst
<1
Xylene
60-65
Xylene
55 - 60
1. Hof: deze vermelding lijkt onjuist; het product bevat immers, naar tussen partijen niet in geschil is, meer dan 50 gewichtspercenten xyleen en kan derhalve niet voor 60 tot 80% uit een andere stof bestaan.
2.4.
Met ingang van 1 januari 2014 voorzag Verordening (EU) nr. 1387/2013 van de Raad, van 17 december 2013 (houdende schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde landbouw- en industrieproducten en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1344/2011), in een tariefschorsing voor producten van voormelde GN-onderverdeling 3208 9019, indien sprake is van “
Siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten.” Van deze tariefschorsing kon gebruik worden gemaakt door vermelding van Tariccode 3208 9019 35 in de aangifte.
2.5.
De onder 2.4 genoemde tariefschorsing is tot stand gekomen, na indiening van een daartoe strekkend verzoek door een Franse concurrent van belanghebbende, voor de producten MED-6600 en MED-6640(-50), eveneens afkomstig van de Amerikaanse leverancier [B LLC] . Ook deze producten zijn dispersies van siliconen, welke meer dan 50 gewichtspercenten xyleen, een katalysator (‘platinum’) en een “crosslinker” bevatten. In hoger beroep is tussen partijen niet langer in geschil dat de producten MED-6600 en MED-6640(-55) óók silica bevatten en dat er in zoverre dus geen verschil bestaat tussen de door de Franse importeur ingevoerde producten MED-6600 en MED-6640(-55) en de door belanghebbende betrokken producten MED1-6609 en MED1-6649. Tevens is tussen partijen in hoger beroep niet langer in geschil dat i) de door de inspecteur aangehaalde producten MED3-6309-02 en MED5-4735 weliswaar geen silica bevatten, maar dat dit geen siliconendispersies betreft (maar een siliconengel respectievelijk een blok siliconen in vaste vorm) en ii) alle siliconendispersies silica bevatten.
2.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de producten MED1-6609 en MED1-6649 in de onderwerpelijke periode heeft aangegeven onder vermelding van een onjuiste GN-code (3910 0000). Evenmin is tussen partijen in geschil dat de juiste GN-code 3208 9019 is. Op 1 april 2016 heeft de inspecteur de onder 1.1 genoemde utb uitgereikt aan belanghebbende, omdat (voor zover hier van belang) hij zich op het standpunt stelt dat de producten MED1-6609 en MED1-6649 niet onder de in 2.4 genoemde tariefschorsing vallen, zodat Tariccode 3208 9019 90 (6,5% douanerechten) van toepassing is. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij wel aanspraak kan maken op de tariefschorsing, zodat Tariccode 3208 9019 35 (0% douanerechten) van toepassing is. De navordering ziet op producten die in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 september 2015 in het vrije verkeer zijn gebracht en betreft een bedrag van € 110.117,48. Het resterende deel van de utb (dus € 280.747,18) is niet in geschil.
2.7.
Het onder 2.4 genoemde (Franse) schorsingsverzoek voor de producten MED-6600 en MED-6640(-50), met het opschrift “Incoming document TAXUD/450754/2013” bevat onder meer de volgende informatie over de desbetreffende producten:

REQUEST FOR A TARIFF SUSPENSION
(…)
1. Precise product description taking into account customs tariff criteria:
Biocompatible silicones containing more than 50% of xylene for the manufacture of long term surgical implants
(…)
3. Further information including commercial denomination, mode of operation, intended use of the imported product, type of product in which it is to be incorporated and end-use of that product:
Unrestricted silicone dispersions (=for long term implementation) MED-6600 et MED-6640(-55)
Materials supplied in two parts:
Silicone molecules dispersed in a solvent (xylene) with catalyst (platinum) – part A
Silicone molecules dispersed in a solvent (xylene) with crosslinker (linking silicone molecules) – part B
(…)
MED-6600 and MED-6640(-55) are two silicone dispersions containing respectively 65% and 80% xylene. Those materials, once cured, are silicone elastomers with different properties.
MED-6600 is incorporated between two layers of MED-6640(-55). MED-6600 plays the role of barrier to silicone gel leaching contained in the shell. MED-6640(-55) is giving superior mechanical and tactile properties.
(…)
7. Name and addresses of firms known in the EU approached with a view to the supply of identical, equivalent or substitute products (obligatory for quota requests):
No existing European supplier for long term implant silicones. (…) The only two long term implantable silicone manufacturers are Applied silicone corporation and [B LLC] (USA).
(…)
Bij dit schorsingsverzoek is een “Product Profile” van het product MED-6640 gevoegd van de Amerikaanse leverancier [B LLC] . Hierin zijn de eigenschappen van dit product beschreven, maar niet de samenstellende delen. Wel is onder het kopje “Description” vermeld:
“ • Two-part medium viscosity silicone elastomer dispersed in xylene
• 1:1 Mix Ratio (Part A: B)”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In geschil is of de utb, voor zover deze betrekking heeft op de producten
MED1-6609 en MED1-6649, terecht is uitgereikt. Meer in het bijzonder is in geschil of de producten vallen onder de tariefschorsing van Verordening (EU) Nr. 1387/2013 (hierna ook: de schorsingsverordening) voor ‘siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten’.
3.2.
Voor een toelichting op de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“15. In zijn hiervoor genoemde arrest van 18 maart 1986
[Hof: HvJ 18 maart 1986, zaak 58/86 (Ethicon GmbH)]heeft het HvJ onder meer het volgende overwogen:
“(…)
12. De schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief krachtens artikel 28 EEG-Verdrag heeft blijkens hetgeen wordt overwogen in de considerans van de desbetreffende verordeningen van de Raad, tot doel tijdelijk te voldoen aan de behoeften van de verwerkende industrie van de Gemeenschap. Bij de vaststellingen van dergelijke bepalingen moet de Raad niet enkel rekening houden met deze behoeften, maar ook met de eisen van de rechtszekerheid en met de moeilijkheden waarvoor de nationale douanediensten staan bij de vervulling van hun omvangrijke en ingewikkelde taken.
13. Bijgevolg moet de omschrijving van een produkt waarvoor schorsing van douanerechten is verleend, worden uitgelegd aan de hand van objectieve, uit de tekst van die omschrijving volgende criteria, en mag zij niet, in strijd met de letter ervan, van toepassing worden verklaard op andere producten, ook niet wanneer deze zich ten aanzien van hun eigenschappen en gebruik niet onderscheiden van de produkten die wel onder de schorsing vallen. In het bijzonder kan een latere wijziging van de omschrijving van het onder de schorsing vallende produkt niet met terugwerkende kracht invloed hebben op de uitlegging van de voordien gebruikte omschrijving.
(…)
19. Overeenkomstig het doel van de schorsing van douanerechten en de hiervoor genoemde vereisten, waarmee de Raad krachtens artikel 28 EEG-Verdrag op tariefgebied rekening moet houden, dient hij bij de afbakening van een schorsing objectieve en controleerbare maatstaven aan te leggen die het toepassingsgebied van de vrijstelling strikt beperken tot de produkten ten aanzien waarvan een behoefte van de verwerkende industrie van de Gemeenschap concreet is gebleken en door de Raad feitelijk kon worden vastgesteld. In voorkomend geval staat het aan de importeur die een dergelijke vrijstelling voor een bepaald goed wenst te verkrijgen, zijn aanvraag bij de bevoegde autoriteiten in te dienen, zodat de Raad erover kan beslissen.
20. Door zich te baseren op de chemische samenstelling van het enige product aan de invoer waarvan ten tijde van het besluit tot schorsing van de douanerechten een behoefte bestond die te zijner kennis was gebracht, heeft de Raad een objectieve en controleerbare maatstaf aangelegd, die als zodanig niet discriminerend is, ook al bestond er een gelijksoortig produkt met dezelfde eigenschappen en dezelfde bestemming, aan de invoer waarvan echter nog geen behoefte was gebleken. Blijkens het dossier heeft de Raad met de vereiste spoed besloten tot schorsing van de douanerechten op het door Ethicon gebruikte gelijksoortige produkt, zodra te zijner kennis was gebracht dat er een behoefte aan invoer van dit product bestond. De door de Raad gekozen omschrijving had derhalve ten doel noch tot gevolg, handelaren die van vergelijkbare behoeften hadden doen blijken, te benadelen.”
16. De onderhavige producten betreffen siliconen bevattende onder andere meer dan 50 gewichtspercenten xyleen en rond de 10 gewichtspercenten of meer silica en zijn van de soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten. De rechtbank is van oordeel dat door de aanwezigheid van silica de tariefschorsing niet van toepassing is op de onderhavige producten. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zonder de toevoeging van silica aan de mengsels het omhulsel geen elastische eigenschappen heeft en dat elasticiteit de belangrijkste kwaliteitseis is voor een borstimplantaat. Nu in de omschrijving van het product waarvoor de schorsing is verleend geen melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van silica en de eigenschappen en het gebruik van siliconen met silica zich duidelijk onderscheidt van siliconen zonder silica, is het in strijd met de omschrijving van het product waarvoor de tariefschorsing geldt om die schorsing ook van toepassing te achten op siliconen mede bevattende rond de 10 gewichtspercenten of meer silica. Bovendien is met ingang van 1 januari 2018 de omschrijving van de onder de schorsing vallende producten gewijzigd, met dien verstande dat vanaf die datum ‘siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen en niet meer dan 25 gewichtspercenten silica, van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten’ daaronder vallen. Ook daarom is er geen reden om de vanaf 1 januari 2014 tot 1 januari 2018 gebruikte omschrijving van de onder de schorsing vallende producten zo uit te leggen dat deze ook van toepassing is op siliconen bevattende niet meer dan 25 gewichtspercenten silica.
17. Dat de tariefschorsing in 2013 is aangevraagd voor de producten MED 6600 en MED 6640 die naast meer dan 50 gewichtspercenten xyleen ook meer dan 10 gewichtspercenten silica bevatten, leidt niet tot een ander oordeel. In de hiervoor onder 6 weergegeven schorsingsaanvraag is immers geen melding gemaakt van de aanwezigheid van silica in die producten. Het schorsingscomité verricht geen zelfstandig onderzoek naar de samenstelling van de producten waar de aanvraag op ziet, maar gaat af op hetgeen daarover in de aanvraag is vermeld. Nu in de aanvraag en vervolgens in de omschrijving van de producten waarvoor de schorsing met ingang van 1 januari 2014 is verleend geen melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van silica, is er geen reden om op grond van de werkelijke samenstelling van MED 6600 en MED 6640 de omschrijving van de producten waarvoor de schorsing is verleend zo uit te leggen dat deze ook geldt voor producten bevattende meer dan 10 gewichtspercenten silica.
18. Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder terecht geoordeeld dat de onderhavige producten ten tijde van het brengen in het vrije verkeer in de periode 1 januari 2014 tot en met 30 september 2015 niet onder de door eiseres voorgestane tariefschorsing vielen en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

5.Relevante wetgeving

5.1.
GN-post 3208 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“3208 Verf en vernis op basis van synthetische polymeren of gewijzigde natuurlijke polymeren, gedispergeerd of opgelost in een niet-waterig medium; oplossingen bedoeld bij aantekening 4 op dit hoofdstuk
(…)
3208 90 - andere
- - oplossingen als bedoeld bij aantekening 4 op dit hoofdstuk
(…)
3208 9019 - - - andere”
5.2.
Aantekening 4 op hoofdstuk 32 luidt als volgt:
“Oplossingen van producten bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3913 (andere dan collodion), in vluchtige organische oplosmiddelen vallen onder post 3208, indien zij meer dan 50 gewichtspercenten oplosmiddelen bevatten.”
5.3.
Verordening (EU) Nr. 1387/2013 is van toepassing met ingang van 1 januari 2014 en luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 1
De autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de in bijlage I genoemde landbouw- en industrieproducten worden geschorst.
(…)
Bijlage I
(…)
GN-code
TARIC
Omschrijving
Autonoom recht
(…)
ex 3208 9019
35
Siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten
0%
(…)”
5.4.
Verordening (EU) 2017/2467 is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 en luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1387/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) In de tabel worden de rijen voor de producten waarvan de GN- en Taric-codes in bijlage I bij deze verordening zijn vermeld, geschrapt.
2) Alle asterisken in de tabel en de voetnoot (*) met daarin de tekst „Een nieuw geïntroduceerde maatregel of een maatregel met gewijzigde voorwaarden.” worden geschrapt.
3) De rijen voor de in bijlage II bij deze verordening opgenomen producten worden in de tabel ingevoegd in de volgorde van de GN-codes in de eerste kolom van die tabel.
(…)
Bijlage I
(…)
GN-code
TARIC
(…)
ex 3208 9019
35
(…)”
Bijlage II
(…)
GN-code
TARIC
Omschrijving
Autonoom recht
(…)
*ex 3208 9019
65
Siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen en niet meer dan 25 gewichtspercenten silica, van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten
0%
(…)”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Het Hof stelt voorop dat het Hof van Justitie (HvJ) in zijn arrest van 18 maart 1986, zaak C-58/85, Ethicon GmbH, ECLI:EU:C:1986:128, in rechtsoverweging 13 heeft gepreciseerd dat de omschrijving van een product waarvoor schorsing van douanerechten is verleend moet worden uitgelegd aan de hand van objectieve, uit de tekst van die omschrijving volgende criteria, en niet - in strijd met de letter ervan - van toepassing mag worden verklaard op andere producten, ook niet wanneer deze zich ten aanzien van hun eigenschappen en gebruik niet onderscheiden van de producten die wel onder de schorsing vallen.
6.2.
De tekst van de omschrijving van de onderwerpelijke schorsing luidt:
“Siliconen bevattende 50 of meer gewichtspercenten xyleen van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten”
Uit deze tekst volgt dat een product aan drie criteria moet voldoen om voor de schorsing in aanmerking te komen:
1. er moet sprake zijn van siliconen;
2. het product moet daarnaast 50 of meer gewichtspercenten xyleen bevatten en
3. het product moet van een soort zijn die wordt gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten.
Tussen partijen is niet in geschil dat de producten MED1-6609 en MED1-6649 aan deze drie voorwaarden voldoen. Dit betekent dat de tariefschorsing op deze producten van toepassing is.
6.3.
Het standpunt van de inspecteur dat de producten niet voor de tariefschorsing in aanmerking komen, omdat zij naast siliconen en xyleen ook silica (siliciumdioxide) bevatten, berust op een onjuist interpretatie van de tekst van de omschrijving van de schorsing. Uit het gebruik van de term “bevattende” volgt dat deze omschrijving geen limitatieve opsomming geeft van alle stoffen die aan de siliconen mogen zijn toegevoegd. De bewoordingen van meergenoemde omschrijving sluiten derhalve geenszins uit dat, naast xyleen, ook andere stoffen - zoals silica - aan de siliconen zijn toegevoegd. Belanghebbende heeft er in dit verband terecht op gewezen dat in de aanvraag voor de tariefschorsing (zie 2.7) expliciet is vermeld dat de producten een katalysator (‘platinum’) en een ‘crosslinker’ bevatten, maar dat ook deze stoffen niet met name worden genoemd in de omschrijving van de schorsing, hetgeen bevestigt dat de Raad bij de vaststelling van Verordening 1387/2013 niet heeft beoogd een limitatieve opsomming van de samenstellende delen op te nemen in de omschrijving. In plaats daarvan heeft de Raad - anders dan in het arrest Ethicon het geval was, zie r.o. 11 van dat arrest - een vermelding van het (beoogde) gebruik in de omschrijving van de schorsing opgenomen en bepaald dat de schorsing enkel producten betreft “van een soort gebruikt voor de vervaardiging van duurzame chirurgische implantaten”. Tussen partijen is niet in geschil dat beide producten van een soort zijn die wordt gebruikt voor het vervaardigen van duurzame borstimplantaten.
6.4.
Anders dan de inspecteur heeft betoogd, leidt het onder 6.1 genoemde arrest Ethicon niet tot een ander oordeel, reeds omdat de situatie die in de onderwerpelijke zaak voorligt wezenlijk verschilt van de situatie in het arrest Ethicon.
6.4.1.
Het arrest Ethicon betreft een tariefschorsing met de omschrijving “garens,
geheelvan polyglycolzuur” (cursivering Hof). Ethicon importeerde garens bestaande uit 90% polyglycolzuur en 10% lactide en kon dus geen aanspraak maken op deze schorsing. Ethicon vroeg vervolgens ook een tariefschorsing aan, voor haar eigen producten, hetgeen resulteerde in een tariefschorsing voor “garens met een polyglycolzuurgehalte van ten minste 88%”. Deze nieuwe schorsing bestond
naastde reeds bestaande schorsing voor “garens, geheel van polyglycolzuur”.
Ethicon meende dat zij, gelet op de inmiddels voor haar producten voorziene schorsing, ook over het verleden aanspraak kon maken op een tariefschorsing, hoewel haar producten niet voldeden aan de bewoordingen van die schorsing.
In deze contextoordeelde het Hof van Justitie dat een latere wijziging van de omschrijving van het onder de schorsing vallende product niet met terugwerkende kracht invloed heeft op de uitlegging van de voordien gebruikte omschrijving. Daarbij achtte het Hof van Justitie van belang (r.o. 14) dat de oorspronkelijke tariefschorsing niet was gewijzigd, maar dat een nieuwe, extra tariefschorsing was toegevoegd. Het feit dat deze methode was gevolgd om de schorsing uit te breiden tot garens als door Ethicon werden ingevoerd, bevestigde volgens het Hof van Justitie dat de oorspronkelijke omschrijving niet aldus kon worden uitgelegd dat zij ook de garens van Ethicon omvatte.
6.4.2.
De situatie in de onderwerpelijke zaak is wezenlijk anders. Zoals overwogen in 6.2 voldoen de producten van belanghebbende wél aan de bewoordingen van de destijds geldende tariefschorsing. Anders dan in de zaak Ethicon het geval was, doet zich in casu dus niet de situatie voor dat belanghebbende aanspraak maakt op een schorsing waar haar producten, gelet op de bewoordingen van de omschrijving, niet onder vallen.
6.4.3.
Omdat de inspecteur in de bezwaar- en beroepsfase persisteerde in zijn onjuiste interpretatie van de bestaande schorsing, heeft belanghebbende de uitkomst van de door haar aangewende rechtsmiddelen niet afgewacht en heeft zij zelf een schorsingsaanvraag gedaan, met een productomschrijving waarin de aanwezigheid van silica expliciet is vermeld. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe tariefschorsing per 1 januari 2018, met een expliciete vermelding van de (mogelijke) aanwezigheid van silica. Anders dan in de zaak Ethicon het geval was, is in casu de oorspronkelijke tariefschorsing ingetrokken en bestaan de oude en de nieuwe schorsing dus niet naast elkaar (zie 5.4). Gelet op het overwogene onder 6.2 is het Hof met belanghebbende van oordeel dat van een verruiming van de omschrijving van de schorsing geen sprake is. De tekst is (slechts) verduidelijkt, door de expliciete vermelding van silica als (mogelijk) bestanddeel. Ook de nieuwe omschrijving geeft geen volledige opsomming van de samenstellende delen van de producten, nu ook in de nieuwe omschrijving de term “bevattende” wordt gebruikt en bovendien nog altijd geen melding wordt gemaakt van de in de producten aanwezige katalysator (platinum) en de crosslinker (siloxaan).
6.5.
Het door de inspecteur aangehaald arrest Marishipping and Transport (HvJ 17 februari 2011, C-11/10, ECLI:EU:C:2011:91) leidt evenmin tot een ander oordeel, omdat de situatie die in de onderwerpelijke zaak voorligt ook wezenlijk verschilt van de situatie die heeft geleid tot het arrest Marishipping. Dit arrest betreft geen tariefschorsing maar een vrijstelling voor farmaceutische producten. Een vrijstelling voor farmaceutische producten geldt alleen voor zich in zuivere vorm bevindende stoffen (aangeduid met een specifiek CAS-nummer). Van farmaceutische producten is in casu geen sprake, zodat genoemd arrest reeds daarom toepassing mist.
Slotsom
6.6.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

7.Kosten

De inspecteur heeft betoogd dat een proceskostenvergoeding achterwege zou moeten blijven, omdat belanghebbende afspraken welke in 2010 zijn gemaakt over de tariefindeling niet is nagekomen. Deze stelling wordt verworpen, reeds omdat het geschil niet de tariefindeling betreft, maar de toepassing van een tariefschorsing, welke bovendien pas met ingang van 1 januari 2014 is ingevoerd.
Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, maar ziet geen grond voor de door belanghebbende gevraagde integrale vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten (€ 60.288,80). Voor een hogere vergoeding dan de forfaitaire vergoeding kan aanleiding bestaan indien sprake is van procederen ‘tegen beter weten in’ of indien anderszins sprake is van bijzondere omstandigheden. Van procederen tegen beter weten in is naar ’s Hofs oordeel geen sprake. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden (1) dat zij de inspecteur reeds in de controlefase alle informatie heeft aangereikt om tot een juiste beslissing te komen, (2) dat de inspecteur haar argumenten onterecht opzij heeft geschoven en (3) dat het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift ten onrechte ongegrond is verklaard, vormen geen omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de inspecteur tegen beter weten in heeft gehandeld. Het Hof wijst er in dit verband op dat de inspecteur door de rechtbank volledig in het gelijk is gesteld. Nu andere omstandigheden die een ruimere vergoeding kunnen rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken, zal het Hof belanghebbende een forfaitaire proceskostenvergoeding toekennen.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op:
2 [bezwaarschrift + hoorgesprek] x € 254 x 1,5 (wegingsfactor) = € 762 voor de bezwaarfase en 4 [beroepschrift + zitting rechtbank + hogerberoepschrift + zitting Hof] x € 512 x 1,5 (wegingsfactor) = € 3.072, in totaal € 3.834.

8.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de uitnodiging tot betaling met een bedrag van € 110.117,48 tot op € 280.747,18;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.834;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 333 (beroep bij de rechtbank) en € 508 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 841, te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, H.E. Kostense en
C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 9 juli 2019 in het openbaar uitgesproken.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door de jongste raadsheer.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.