ECLI:NL:GHAMS:2019:3795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
18/00231 tot en met 18/00234
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van schoonmaakdoekjes onder douanerechten en de kwalificatie als geconfectioneerde artikelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van schoonmaakdoekjes onder douanerechten. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.C. van de Leur, had bezwaar gemaakt tegen de indeling van de schoonmaakdoekjes door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De inspecteur had de artikelen ingedeeld onder GN-code 6307, terwijl de belanghebbende een indeling onder post 6003 voorstelde. De rechtbank had eerder de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard.

Het Hof heeft vastgesteld dat de schoonmaakdoekjes, die zijn gesneden uit grote rollen gebreid textiel, niet voldoen aan de definitie van 'geconfectioneerde artikelen' zoals vastgelegd in de relevante douanewetgeving. De rechtbank had geoordeeld dat de artikelen als geconfectioneerd moesten worden aangemerkt, maar het Hof kwam tot de conclusie dat de artikelen niet in hun definitieve vorm waren gebreid en daarom niet als geconfectioneerd konden worden gekwalificeerd. Dit oordeel werd ondersteund door de toelichting van de Wereld Douane Organisatie (WDO) en de relevante taalversies van de douanewetgeving.

Uiteindelijk heeft het Hof de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de inspecteur opgedragen nieuwe BTI's af te geven in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 3.072. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 18/00231 tot en met 18/00234
11 juni 2019
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.C. van de Leur)
tegen de uitspraak van 12 maart 2018 in de zaak met kenmerken HAA 15/3468 tot en met HAA 15/3471 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft op 9 december 2014 een viertal BTI’s afgegeven waarbij schoonmaakdoekjes (hierna: de schoonmaakdoekjes) zijn ingedeeld onder onderverdeling 6307 10 10 van de GN.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de BTI’s. Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 16 juni 2015 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen en de BTI’s gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank. Bij uitspraak van 12 maart 2018 heeft de rechtbank de ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 april 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2019. Namens
belanghebbende is verschenen de gemachtigde voornoemd, bijgestaan door [A] . Namens de inspecteur is verschenen mr. W. Kuik, bijgestaan door N. van Stokkem, M. Vredeveld en dr. B.N. Zegers. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak, voor zover in hoger beroep van belang, de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.
“Zaak HAA 15/3468
1. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- 2014- [#1] , waarbij een product met de handelsbenaming [product 1] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyester;
-vierkant van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
-gereed voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen ongeveer 23 x 23 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en per 75 stuks verpakt in een zak van kunststof. Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Zaak HAA 15/3469
2. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- 2014- [#2] , waarbij een product met de handelsbenaming [product 2] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyamide;
-vierkant van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
-voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen van ongeveer 10 x 10 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en is per 150 stuks verpakt in een zak van kunststof. Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Zaak 15/3470
3. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- 2014- [#3] , waarbij een product met de handelsbenaming [product 3] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyester;
-rechthoekig van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
-voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen van ongeveer 60 x 25 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en is per 50 stuks verpakt in een zak van kunststof Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Zaak HAA 15/3471
4. Op 9 december 2014 is aan eiseres een bti afgegeven met bti-referentie NL RTD- 2014- [#4] , waarbij een product met de handelsbenaming [product 4] (Synthetic) is ingedeeld onder GN-code 6307 10 10. Het product is in de bti als volgt omschreven:
“Een schoonmaakdoekje met onder andere de volgende kenmerken:
-vervaardigd van breiwerk van 100% polyester;
-vierkant van vorm;
-gesneden;
-gewassen;
- voor direct gebruik;
-voor diverse toepassingen;
-afmetingen van ongeveer 23 x 23 cm.
Het artikel is opgemaakt voor de verkoop in het klein en is per 75 stuks verpakt in een zak van kunststof Het artikel wordt aangemerkt als een ander geconfectioneerd artikel zoals bedoeld bij GS-post 6307 van de gecombineerde nomenclatuur.”
Alle zaken
5. In de bti’s is in vak 9 ‘Motivering voor de indeling van het goed’ het volgende vermeld:
“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 7, letter b op afdeling XI, aantekening 1 op hoofdstuk 63 en de tekst van de GN-codes 6307, 6307 10 en 6307 1010 Laboratorium geraadpleegd d.d. 10 november 2014, met kenmerk 629 SO 14.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de indeling van de schoonmaakdoekjes in de GN. Belanghebbende staat indeling onder post 6003, GN-onderverdeling 6003 3090, voor en de inspecteur bepleit indeling onder post 6307, GN-onderverdeling 6307 1010.
3.2.
Voor een toelichting op de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor het verhandelde ter zitting wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen en geoordeeld:

Van toepassing zijnde posten, aantekeningen en toelichtingen
10.1
Tariefpost 6003 luidt, voor zover van belang, als volgt:
6003 Brei- en haakwerk aan het stuk, met een breedte van niet meer dan 30 cm, ander dan bedoeld bij de posten 6001 en 6002:
(…)
6003 30 - van synthetische vezels:
(…)
6003 3090 -- ander
10.2
Tariefpost 6307 luidt, voor zover van belang, als volgt:
6307 Andere geconfectioneerde artikelen, patronen voor kleding daaronder begrepen:
6307 10 - dweilen, vaatdoeken, stofdoeken, poetsdoeken en dergelijke:
6307 1010 -- van brei- of haakwerk
10.3
Aantekening 7 op afdeling XI luidt, voor zover van belang, als volgt:
Voor de toepassing van deze afdeling worden aangemerkt als “geconfectioneerd”:
a) artikelen die anders dan vierkant of rechthoekig zijn gesneden;
b) artikelen die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere aanvullende bewerking te ondergaan (bijvoorbeeld sommige dweilen, handdoeken, tafelkleden, hoofddoeken, dekens);
10.4
Aantekening 8 op afdeling XI luidt, voor zover van belang:
Voor de toepassing van de hoofdstukken 50 tot en met 60:
a) hebben de hoofdstukken 50 tot en met 55 en 60 en, voor zover uit de context niet het tegendeel blijkt, de hoofdstukken 56 tot en met 59 geen betrekking op artikelen die, volgens aantekening 7 hiervoor, als geconfectioneerd zijn aan te merken;
10.5
Aantekening 1 op hoofdstuk 63 luidt:
Onderdeel I omvat uitsluitend geconfectioneerde artikelen van textiel
10.6
Aantekening 2 op hoofdstuk 63 luidt, voor zover van belang:
Onderdeel I omvat niet:
a) artikelen bedoeld bij de hoofdstukken 56 tot en met 62;
10.7
Toelichting IDR op Aantekening 7 op afdeling XI luidt, voor zover van belang:
Overeenkomstig het bepaalde bij Aantekening 7 IDR op deze afdeling, worden voor de toepassing van de hoofdstukken 56 tot en met 63 als geconfectioneerd aangemerkt:
1. artikelen die enkel zijn gesneden, anders dan vierkant of rechthoekig, bijvoorbeeld patronen voor kleding uit weefsel; artikelen met geschulpte of gekartelde randen (bijvoorbeeld stofdoeken) worden eveneens als geconfectioneerd aangemerkt;
2. artikelen, die als zodanig dan wel na enkel te zijn gesneden, kunnen worden gebruikt zonder te worden genaaid of zonder een andere aanvullende bewerking te ondergaan. Men bedoelt hier vooral direct in de vorm gebreid of gehaakt brei- of haakwerk, sommige soorten dweilen, handdoeken, tafellakens, hoofddoeken en dekens waarvan aan de randen, in de richting van de ketting of van de inslag of in beide richtingen, de draden losliggen (niet doorgeweven zijn) om franje te verkrijgen. Dergelijke artikelen kunnen afzonderlijk geweven zijn op de weefstoel; ze kunnen ook zijn verkregen door eenvoudig versnijden van weefsels aan het stuk, die op regelmatige afstanden stroken niet doorgeweven (niet gevlochten) draden hebben (gewoonlijk kettingdraden).
Evenbedoelde weefsels aan het stuk worden eveneens als geconfectioneerde artikelen aangemerkt, voor zover door het eenvoudig doorsnijden van de niet doorgeweven draden, gebruiksklare artikelen van de bovenomschreven soort ontstaan.
Echter, vierkante of rechthoekige artikelen, verkregen door eenvoudig snijden uit grotere stukken, die geen verdere bewerking hebben ondergaan en niet zijn voorzien van franje die is verkregen door het doorsnijden van de niet-geweven draden, worden niet beschouwd als gebruiksklare artikelen in de zin van deze Aantekening. Het feit dat deze artikelen in gevouwen toestand of verpakt kunnen worden aangeboden (bijvoorbeeld opgemaakt voor de verkoop in het klein) heeft geen invloed op hun indeling.
10.8
Toelichting IDR op Hoofdstuk 60 luidt, voor zover van belang:
Dit hoofdstuk omvat vlakke of buisvormige stoffen die zijn gebreid of gehaakt, aan het stuk of gesneden in vierkante of rechthoekige vorm. Van deze stoffen kunnen worden genoemd, effen en opgemaakte stoffen (met ribben, dessins, enz.) en stoffen die op elkaar zijn bevestigd door lijmen of naaien.
(…)
Van dit hoofdstuk zijn eveneens uitgezonderd:
(…)
e. stukken stof, vierkant of rechthoekig gesneden en die daarna een verdere bewerking hebben ondergaan (bijvoorbeeld zomen, omboorden), artikelen die als zodanig en zonder enige aanvullende bewerking kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld halsdoeken), alsmede artikelen, in de vorm gebreid of gehaakt, afzonderlijk aangeboden dan wel aangeboden in twee of meer eenheden aan het stuk (geconfectioneerde artikelen als bedoeld bij de hoofdstukken 61, 62 en 63 in het bijzonder).
Beoordeling van het geschil
11. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie recent HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
12. Tussen partijen is niet in geschil dat de schoonmaakdoekjes waarvoor verweerder de bti’s heeft afgegeven vierkant respectievelijk rechthoekig zijn gesneden en als zodanig - zonder een aanvullende bewerking te ondergaan - overeenkomstig hun gebruiksdoel kunnen worden gebruikt. Aangezien de schoonmaakdoekjes vierkant respectievelijk rechthoekig zijn gesneden, kunnen zij niet op grond van aantekening 7, onderdeel a, op afdeling XI als geconfectioneerd worden aangemerkt.
13. Anders dan eiseres meent, betekent dit echter niet dat reeds hierom de schoonmaakdoekjes niet geconfectioneerd zijn in de zin van aantekening 7 op afdeling XI. Zij worden als geconfectioneerd aangemerkt, indien zij onder één van de overige onderdelen van aantekening 7 op afdeling XI vallen. In de tekst van die aantekening is geen steun te vinden voor de lezing van eiseres dat onderdelen b tot en met g van die aantekening enkel zien op artikelen die niet vierkant of rechthoekig zijn gesneden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de schoonmaakdoekjes aan de omschrijving van aantekening 7, onderdeel b, op afdeling XI, omdat zij als zodanig, zonder een aanvullende bewerking te ondergaan, kunnen worden gebruikt. Hieruit volgt, dat de schoonmaakdoekjes geconfectioneerd zijn in de zin van aantekening 7 op afdeling XI, zodat zij gelet op aantekening 8, onderdeel a, op afdeling XI niet in hoofdstuk 60 kunnen worden ingedeeld.
14. Gelet op bovenstaande en op de objectieve kenmerken en eigenschappen van de schoonmaakdoekjes, zoals omschreven in de bti’s moeten zij naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als ‘andere geconfectioneerde artikelen, zoals dweilen, vaatdoeken, stofdoeken, poetsdoeken’ van brei- of haakwerk van GN-code 6307 10 10. Het gelijk is derhalve aan verweerder.
15. Voor zover verweerder en eiseres wijzen op onduidelijkheden in de toelichtingen IDR op afdeling XI en hoofdstuk 60 en de verdeeldheid die over de indeling van dergelijke textielproducten lijkt te bestaan tussen de douanediensten van de lidstaten, overweegt de rechtbank dat de indeling van de onderhavige doekjes reeds volgt uit de tekst van de relevante posten en aantekeningen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding hierover prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ.
16. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.”
5. Beoordeling van het geschil
5.1.
De onderwerpelijke schoonmaakdoekjes zijn verkregen door deze, in de gewenste maat, te snijden uit grote rollen gebreid textiel (polyester danwel polyamide). Geen van de vier snijranden van de doekjes is gezoomd, gelast of anderszins afgewerkt. Na het uitsnijden zijn de schoonmaakdoekjes enkel nog gewassen en verpakt. Partijen houdt verdeeld of de onderwerpelijke artikelen al dan niet kwalificeren als “geconfectioneerd” in de zin van het Geharmoniseerd Systeem (hierna: GS). Tussen partijen is niet in geschil dat de artikelen onder post 6307 (GN-onderverdeling 6307 10 10) dienen te worden ingedeeld indien zij zijn geconfectioneerd en dat indeling dient plaats te vinden onder post 6003 (GN-onderverdeling 6003 30 90) indien zij niet zijn geconfectioneerd.
5.2.
Voor de indeling zijn, ingevolge algemene indelingsregel 1, wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Voor het onderwerpelijke geschil is met name aantekening 7 op afdeling XI (Textielstoffen en textielwaren) van belang, nu in deze aantekening wordt gedefinieerd welke artikelen voor toepassing van afdeling XI als “geconfectioneerd” worden aangemerkt.
5.3.
Belanghebbende heeft ter zitting in hoger beroep betoogd dat Nederland de enige lidstaat van de Europese Unie is waar schoonmaakdoekjes als de onderwerpelijke worden aangemerkt als geconfectioneerde artikelen. Zij heeft ter onderbouwing van deze stelling een aantal bindende tariefinlichtingen overgelegd welke in andere lidstaten zijn afgegeven en heeft het vermoeden uitgesproken dat sprake is van een verschil in taalversies van de desbetreffende wetgeving. Bij vergelijking van de Nederlandse taalversie van aantekening 7, aanhef en onder b, op afdeling XI met andere taalversies, blijkt inderdaad sprake te zijn van relevante verschillen. In dit verband is van belang dat met betrekking tot de teksten van de posten en aantekeningen van het GS slechts de Engelse en de Franse versies authentiek zijn. Dat geldt ook voor de toelichtingen van de Werelddouaneorganisatie (hierna: de WDO). Het Hof zal daarom laatstgenoemde taalversies als uitgangspunt nemen voor zijn beoordeling of de onderwerpelijke schoonmaakdoekjes voor de toepassing van het GS als “geconfectioneerd” (“made up”, “confectionnés”) dienen te worden gekwalificeerd.
5.4.
De Engelse taalversie van aantekening 7 luidt, voor zover hier van belang:
“Section XI
TEXTILES AND TEXTILE ARTICLES
Notes.
(…)
7.‑ For the purposes of this Section, the expression “made up” means :
(a) Cut otherwise than into squares or rectangles;
(b) Produced in the finished state, ready for use (or merely needing separation by cutting dividing threads) without sewing or other working (for example, certain dusters, towels, table cloths, scarf squares, blankets);
(…)
(g) Knitted or crocheted to shape, whether presented as separate items or in the form of a number of items in the length.”
De Franse taalversie luidt, voor zover hier van belang:
“Section XI
MATIERES TEXTILES ET OUVRAGES EN CES MATIERES
Notes.
(…)
7.‑ Dans la présente Section, on entend par confectionnés :
a) les articles découpés de forme autre que carrée ou rectangulaire;
b) les articles obtenus à l'état fini et prêts à l'usage ou pouvant être utilisés après avoir été séparés en coupant simplement les fils non entrelacés, sans couture ni autre main‑d'œuvre complémentaire, tels que certains torchons, serviettes de toilette, nappes, foulards (carrés) et couvertures;
(…)
g) les articles en bonneterie obtenus en forme, qu'ils soient présentés en unités ou en pièces comprenant plusieurs unités.”
5.5.
Gelet op de bewoordingen “produced in the finished state”, respectievelijk “obtenus à l'état fini” heeft aantekening 7, aanhef en onder b, betrekking op artikelen die direct in hun definitieve vorm worden vervaardigd, dat wil zeggen gebreid, geweven of gehaakt in de vorm waarin het artikel zal worden gebruikt. Voor brei- en haakwerk volgt dit tevens uit aantekening 7, aanhef en onder g (“knitted or crocheted to shape” resp. “en bonneterie obtenus en forme”).
5.6.
Zoals vermeld onder 5.1 is in casu eerst een (rol) doek aan het stuk gebreid van polyester of polyamide en zijn uit dit breiwerk vervolgens de onderwerpelijke artikelen gesneden in de gewenste maat, met snijranden aan elk van de vier zijden. De artikelen voldoen derhalve niet aan de bewoordingen van aantekening 7 b en/of 7 g, omdat zij niet in hun definitieve vorm zijn gebreid. Daar - naar tussen partijen niet in geschil is - evenmin sprake is van één van de andere in aantekening 7 genoemde bewerkingen, is geen sprake van geconfectioneerde artikelen.
5.7.
Voormeld oordeel vindt steun in de toelichting van de WDO op aantekening 7. Deze luidt in de Engelse taalversie (cursivering Hof):
“(II) CHAPTERS 56 TO 63
(…)
Made up articles.
Under Note 7 to this Section, the expression “made up” in Chapters 56 to 63 means :
(1)
Merely cut, otherwise than into squares or rectangles, for example, dress patterns of textile material; articles with their edges pinked (e.g., certain dusters) are also regarded as made up.
(2
) Produced in the finished state, ready for use(or merely needing separation by cutting dividing threads) without sewing or other working. Goods of this kind include products knitted or crocheted directly to shape and certain dusters, towels, table cloths, scarf squares, blankets, etc., with threads along the warp left unwoven or the weft edges cut to form a fringe. Such articles may have been woven separately on the loom, but may also have been simply cut from lengths of fabric which have bands of unwoven threads (generally warp threads) at regular intervals. These lengths of fabric, from which ready‑made articles of the types described above may be obtained by simply cutting the dividing threads, are also considered as “made up” articles.
However,
rectangular (including square) articles simply cut out from larger pieces without other workingand not incorporating fringes formed by cutting dividing threads are not regarded as “produced in the finished state” within the meaning of this Note. The fact that these articles may be presented folded or put up in packings (e.g., for retail sale) does not affect their classification.
(…)
(7)
Knitted or crocheted to shape, whether presented as separate items or in the form of a number of items in the length.”
De Franse taalversie luidt (cursivering Hof):
“II.‑ CHAPITRES 56 A 63
(…)
Articles confectionnés
D'après les dispositions de la Note 7 de la Section XI, on entend par confectionnés :
1) Les articles simplement
découpés de forme autre que carrée ou rectangulaire, par exemple certains patrons en tissus; on considère également comme confectionnés les articles (certains essuie‑meubles notamment) dont les bords ont été découpés selon des dentelures.
2) Les articles obtenus à l'état fini et
prêts à l'usage ou pouvant être utilisés après avoir été séparés en coupantsimplement les fils non entrelacés, sans couture ni autre main‑d'œuvre complémentaire. On vise ici notamment les articles en bonneterie obtenus directement en forme et des articles tels que certains torchons, serviettes de toilette, nappes, foulards (ou carrés) et couvertures dont les bords présentent, dans le sens de la chaîne, dans le sens de la trame ou dans les deux sens, des fils qui ne sont pas entrelacés sur une partie de leur longueur pour obtenir des franges. De tels articles peuvent avoir été obtenus séparément les uns des autres sur le métier à tisser; mais ils peuvent aussi avoir été simplement découpés dans des pièces comportant, à intervalles réguliers, une certaine longueur de fils non entrelacés (ce sont généralement les fils de chaîne). Les pièces non découpées de ce genre qui, par simple coupage des fils non entrelacés, permettent d'obtenir des articles prêts à l'usage, du genre de ceux qui viennent d'être décrits, sont également considérées comme confectionnées.
Toutefois,
ne sont pas à considérer comme obtenus à l'état fini au sens de cette Note les articles de forme carrée ou rectangulaire simplement découpés dans des pièces plus grandes sans autre ouvraisonet ne comportant pas de franges résultant du découpage des fils non entrelacés. Le fait pour ces articles d'être présentés pliés ou conditionnés en emballages (pour la vente au détail, par exemple) reste sans influence sur leur classement.
(…)
7) Les
articles en bonneterie obtenus en forme, qu'ils soient présentés en unités ou en pièces comprenant plusieurs unités.”
5.8.
Het in 5.6 gegeven oordeel dat geen sprake is van geconfectioneerde artikelen, vindt ook steun in de toelichting van de WDO op het door belanghebbende voorgestane hoofdstuk 60. Deze toelichting luidt in de Engelse taalversie, voor zover hier van belang, als volgt (cursivering Hof):
“Chapter 60
Knitted or crocheted fabrics
(…)
This Chapter covers knitted or crocheted fabrics in the piece (including tubular pieces)
or simply cut to rectangular (including square) shape. These fabrics include plain and ribbed fabrics, and double fabrics assembled by sewing or gumming.
(…)
The Chapter
does not cover:
(…)
(e) Pieces of fabric cut to rectangular (including square) shape which have been subjected to a further operation (e.g., hemming), articles produced in the finished state ready for use (e.g., mufflers) and fabrics knitted or crocheted to shape, whether presented as separate items or in the form of a number of items in the length (made up articles of
Chapters 61, 62and
63, in particular).
(…)”
5.9.
Nu geen sprake is van geconfectioneerde artikelen dienen de onderwerpelijke schoonmaakdoekjes te worden ingedeeld onder post 6003 (Brei- en haakwerk aan het stuk, met een breedte van niet meer dan 30 cm, ander dan bedoeld bij de posten 6001 en 6002), GN-onderverdeling 6003 30 90 (van synthetische vezels, ander).
Slotsom
5.10.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

6.Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit).
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op: 4 [beroepschrift, zitting rechtbank + hogerberoepschrift en zitting Hof] x € 512 x 1 (wegingsfactor) x 1,5 (samenhang) = € 3.072 voor de fase van beroep en hoger beroep.

7.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de BTI’s;
- verstaat dat de inspecteur nieuwe BTI’s afgeeft met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.072;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 331 (beroep bij de rechtbank) en € 508 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 839 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. C.J. Hummel, voorzitter, F.J.P.M. Haas en B.A. van Brummelen, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 11 juni 2019 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.