Uitspraak
1.Procesverloop
2.Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling van het verzoek
rechtstreekshet gevolg is van de inverzekeringstelling. Het hof zal het verzoek in zoverre dan ook afwijzen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was op 17 mei 2019 ingediend en betrof een schadevergoeding van € 5.315,00, waarvan € 5.000,00 voor psychische schade en € 315,00 voor de ondergane verzekering. De advocaat-generaal heeft op 23 juli 2019 het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt, en op 26 september 2019 heeft het hof de betrokken partijen gehoord in raadkamer.
Het hof oordeelde dat verzoeker op 14 mei 2012 in verzekering was gesteld en op 16 mei 2012 weer in vrijheid was gesteld. Het hof erkende dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van een vergoeding van € 315,00 voor de ondergane verzekering. Echter, het hof wees het verzoek om vergoeding van psychische schade en schade wegens aantasting van de eer en goede naam af, omdat artikel 89 Sv geen grondslag biedt voor schade die niet direct voortvloeit uit de inverzekeringstelling.
Uiteindelijk kent het hof verzoeker een totale vergoeding toe van € 865,00, bestaande uit € 315,00 op basis van artikel 89 Sv en € 550,00 op basis van artikel 591a Sv. Het hof beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker en de tenuitvoerlegging van de beschikking door overmaking van het bedrag op een specifieke bankrekening.